De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOverzicht van de week.I. Dierenmishandeling.Op verzoek eener correspondente verleen ik gaarne plaats aan de volgende uitknipsels: Wreede vrouwentooi. Een dagbladschrijver uit Sint-Petersburg was laatst te Archangel, en zag daar in de haven wagenvrachten sneeuwwit goed aankomen. De eene wagen volgde op den anderen en alles werd neergelaten in het geopende ruim van een buitenlandsch schip. Nieuwsgierig ging hij dichterbij, en ontdekte tot zijn afschuw dat het allemaal vogelvleugels waren, vliegtoestellen van hupsche witte patrijsjes. Hij ging op inlichtingen uit, en vernam, dat er nog veel meer vleugels waren, dan hij gedacht en gezien had: er waren er dertien duizend kilo afgeladen. Wat de zaak nog wreeder en onvergeeflijker maakt is, dat den patrijsjes die vleugels levend afgerukt worden. Met duizenden en honderd duizenden worden de vogels in netten verschalkt, om levend van de vleugels beroofd en daarna weggeworpen te worden, want hun vleesch heeft nog maar waarde voor raaf, kraai, arend en gier. Zoo worden de vrouwen, die flauw vallen als ze zien dat iemand zich in den vinger snijdt, voorzien van witte patrijzenvleugeltjes. | |
II. Trekhonden.Hooggeachte Redactie. Uw zeer te waardeeren streven, om in zake het gebruik van honden als trekdieren uw groot aantal lezers voor te lichten, door hen de opinie van voor- en tegenstanders in ingezonden stukken te doen kennen, doet mij hopen dat u aan mijn beleefd verzoek wel zult willen voldoen om he volgende op te nemen: Als landschapschilder zeer veel langs weinig bezochte wegen dwalende en menigmaal uren lang op eenzame plekken werkende, ben ik meer dan menig ander in de gelegenheid het lot der trekhonden te leeren kennen. Ik kan alleen oordeelen over hetgeen er geschiedt in het Gooi en in de Vechtstreek, en de toestand is daar van dien aard, dat de honden in 50 van de 100 gevallen mishandeld worden. Feiten, die dagelijks zijn waar te nemen, zijn, behalve overlading, veel te groote afstanden, zonder rust, en slechte of veel te geringe voeding, het met stok of zweep slaan, het schoppen tegen den buik en het gebruik van zieke of aan rug en pooten verwonde dieren. Of eenige wet dat verbiedt beteekent zeer weinig, want de mishandelingen geschieden in hoofdzaak op eenzame wegen, waar soms in dagen geen veldwachter langs komt. De nieuwe Trekhondenwet verbiedt, dat meer dan twee menschen op de kar plaats nemen. In ontelbare gevallen zag ik buiten de dorpen hondenkarren met 3 en 4 menschen er op. Ik heb bijgewoond dat er 4 vrouwen een paar centen betaalden om een grooten afstand mee te rijden; de bestuurder stapte dan af en sloeg gedurende den rit de reeds doodvermoeide honden met een stok. Wat er ook in de wet moge bepaald zijn omtrent tuig en aanspanning, voortdurend ziet men dat door te lange trekzeelen de borstriem veel te ver naar achteren bevestigd wordt, zoodat het gewicht der opwippende kar steeds op het zachte buikgedeelte drukt: ‘dan heeft men den hond beter in zijn macht’, wordt er geredeneerd. En, wat verwonde pooten betreft, dit komt te veel voor, dan dat ontkennen anders dan belachelijk zoude zijn. Het meest gebruikte middel daartegen is ze met koolteer in te smeren. Is een weg eenmaal met cokesafval en de glasachtige zelfstandigheid, die in sintels veel voorkomt, bedekt, dan heeft bijv. een melkboer, die tweemaal per dag van zijn boerderij naar zijn land per hondenkar trekt langs dien weg, zoo maar niet de keuze van een anderen weg. Wie werkelijk in dezen oordeelen mogen, en dat zijn alleen zij, die veelvuldig en lang aaneen vertoeven op groote, eenzame wegen, ver buiten dorp en stad, zien dagelijks de absoluut onvoldoende werking der Trekhondenwet. Eene wet als deze is er niet eene die door de betrokken personen wordt nageslagen om er zich naar te richten. Zij ontleent hare kracht alleen aan de bedreigde straf. Doordat deze wet in werking is gesteld, is het ras der hondenbeulen niet verbeterd of verminderd, en hare toepassing ware | |
[pagina 760]
| |
alleen mogelijk als er achter iedere hondenkar een veldwachter per rijwiel reed. Het verbeteren van het hondenras zou voor de helft der gevallen alleen beteekenen dat er een beter ras mishandeld werd dan tot nu toe. Het gezond verstand der Engelschen trachtte niet naar eenige wet, daar zij de onmogelijkheid der toepassing inzagen, en zij verboden daarom kortweg 't gebruik van den hond als trekdierGa naar voetnoot*). Aan Nederland is 't voorrecht gegund eene wet te bezitten, die de mishandeling bedoelt tegen te gaan, maar daartoe totaal onmachtig is. En ieder, die koopt van een hondenkarhouder van wien hij niet absoluut zeker is dat hij zijn dieren goed behandelt (en als ze oud worden doodt, in plaats van ze te verkoopen aan andere hondenkarhouders, die de afgeleefde dieren een jammerlijk lot doen ondergaan), werkt rechtstreeks mede tot het laaghartigste wat er in de wereld bestaat: het mishandelen en kwellen van schepsels, die aan hem ondergeschikt zijn. Met dankzegging voor de plaatsing, E.R.D. SCHAAP. 's-Gravenland, 22 Febr. 1912. Deze inzender slaat den spijker op z'n kop. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
III.Mijne correspondente eindigt haren brief aan mij met de onderstaande woorden, die ik zoo uit mijn eigen hart geschreven vind, dat ik ze letterlijk herhaal: Zijn er grooter ondieren te denken, dan ‘wezens’, die een vogel, levend de vleugels uittrekken, om zóó een stuk brood te verdienen? Ze moesten aan datzelfde brood een vreeselijken pijnlijken dood sterven, als er mijns inziens rechtvaardigheid was onder de wolken! Mijn innigen dank breng ik haar voor haar schrijven. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|