Een tuchtelooze bende.
Wederom ging vanmorgen een bende dwangarbeiders zingend en joelend langs Molenvliet.
Van toezicht was bovenmate weinig tebespeuren.
10/6 '11 Nieuws v/d Dag.
De toestanden in de gevangenis te Soerabaya schijnen wel van zeer ernstigen aard te zijn; er wordt gesproken van ‘verschillende knoeierijen en trucs’ aldaar toegepast in de ateliers der gevangenis, alsmede van het veel te hoog taxeeren van balken en planken tot den inventaris behoorende. Wat dit laatste betreft vernamen wij dat dit de gewone ‘truc’ is om het bedrijf in de gevangenis productief te doen schijnen, wat het in werkelijkheid niet is. Om achter den waren stand van zaken te komen zou de Regeering slechts een accountant behoeven te benoemen en hier is reeds een paar jaar geleden sprake van geweest; naar het schijnt hebben de heeren van het gevangeniswezen dit onheil weten te ontkomen en verkeert voorloopig de Regeering in de meening, dat er bij dien dienst groote winsten wordt gemaakt en dat alles ‘couleur de rose’ is.
Wat de voorwerkers betreft zijn dit vrije werklieden, die in de gevangenis worden aangenomen tegen hooge betaling om het werk der gevangenen wat bij te werken, of juister uitgedrukt om het knoeiwerk op meubelgebied, dat door de gestraften wordt afgeleverd, zoodanig te verbeteren dat men later kan zeggen dat het atelier der meubelmakerij in de gevangenis toch wrat aardig werk aflevert!! Al kost het ook geld, hebben deze voorwerkers toch hun nut, zij bewijzen ten minste dat de afgeleverde meubels zulk prulwerk is, dat het noodig wordt geacht ze door bekwame werklieden toonbaar te maken.
Dat de voorwerkers tevens tewerk worden gesteld in een particuliere woning, terwijl hun loon door de gevangenis wordt uitbetaald, is iets wat de directeur der Strafinrichting te Soerabaya aangaat en willen wij hopen dat die ambtenaar zich zal weten te verantwoorden. Van een onderzoek van regeeringswrege werd echter niets vernomen!
Het toezicht zoowel in als buiten de gevangenis is zoowat nul, hetgeen is toe te schrijven aan de geringe betaling van het mindere personeel dat voor de gevangenissen wordt aangenomen, waar tegenover staat, dat de directeuren exhorbitant hooge salarissen genieten. Dat op Molenvliet (Batavia), dus in het centrum van 't verkeer, een bende dwangarbeiders zingend en joelend langs de straat gaat is iets zeer gewoons, daar waar toezicht òf geheel ontbreekt òf absoluut onvoldoende is.
De Europeesche cipier van de gevangenis op Sampang werd een maand of wat geleden door een paar veroordeelden overhoop gestoken.
Zijn vervanger heeft het niet lang gemaakt, want hij had heel wat te stellen met de schurken in de boei en uit vrees dat zij ook hem naar de andere wereld zouden helpen verhuizen, legde die beambte in allerijl zijn baantje neer en maakte dat hij van Sampang weg kwam.
Nu is voor die betrekking benoemd een gegageerd adjudant-onderofficier, die op Atjeh toezicht voerde over het dwangarbeiderskwartier aldaar, en er dagelijks moest omspringen met een paar honderd veroordeelden, w.o. zeer gevaarlijke sujetten. Deze beambte, die voor geen klein gerucht vervaard is, treedt heden of morgen in functie.
De cipier van de boei op Bangkalan heeft het ook niet gemakkelijk. Daar maken de gevangenen nogal eens een opstootje, waarbij soms bloed wordt vergoten; ook breken de veroordeelden vaak bij clubjes uit en duurt het wel eens maanden voordat de déserteurs worden geknipt en weer achter de tralies zitten.
Nieuws v/d Dag 3 Nov. 1911.