| |
Overzicht van de week.
I. Raak - - èn waar.
Een Amerikaansch professor geeft aan de hedendaagsche sport-lustige dames een zéér waren raad, in zake hare gezondheid, en daarenboven een die meteen, werd hij gevolgd, een einde zou maken aan héél wat dienstboden-nood. Hij, professor Dudley, professor aan de Universiteit van Harvard, heeft namelijk in een openlijke lezing te Boston, bijgewoond door vele dames - die vermoedelijk gedacht hadden heel iets anders te zullen hooren - o.a. het volgende gezegd:
‘Al deze vormen van sport zijn niets dan een voorwendsel om zich ten koste van veel geld en tijd aan ijdelheid, koketterie, en flirt over te geven. Wanneer gij, geachte dames, een werkelijk hygiënische sport wil beoefenen, die aan uw lichaam een volmaakte en normale schoonheid geven zal, dan kan ik u slechts deze sport aanbevelen: de huiselijke sport, het werk in uw eigen woning. Om de beenspieren te stalen en de zwaarlijvigheid te voorkomen bestaat er geen beter middel dan trappen te klimmen. Om de borst en de ruggegraat krachtig te maken is knielen en boenen het beste, vooral wanneer men daarbij met beide handen tegelijk werkt. Om de schouders buigzaam te maken en te houden is het hanteeren van een bezem een ideaal middel, evenals het dragen van emmers. Bakken zal u de fraaiste armen geven, en een uur aan de waschtobbe is in hygiënisch opzicht méér waard dan een heele week tennis-spelen!’
(Vaderland.)
Ik herinner mij voor éénigen tijd in hetzelfde blad, waarin ik deze mededeeling vond, een artikel te hebben gelezen, dat met kracht aan zenuw-ziekerige juffers aanbeval het beoefenen van hockeij, tennis, en andere dergelijke sport; wel, m.i. is deze professor op een vrij wat verstandigeren weg dan die ‘Vaderland’-schrijver. Immers, juist de voortdurend uithuizige, met allerlei sportvormen haren tijd (en dikwijls hare gezondheid) verkwistende jonge dames zijn later voor een zeer groot deel 't méést zenuwziek, lichamelijk uitgeput en geestelijk blasé, terwijl daarenboven een dergelijk steeds opstraat-leven haar al heel weinig voorbereidt tot hare moeder-taak. Zij daarentegen, die dezen wijzen raad volgen van dezen Amerikaanschen professor zullen geen tijd hebbend voortdurend te denken over ‘nuttigheid’-vraagstukken, zullen zich daarentegen practisch bekwamen tot goede huisvrouwen, of, zoo zij reeds getrouwd zijn, zich onafhankelijk weten te maken van dienstbodennood. En het beoefenen van deze huishoudelijke bezigheden zal haar gedachten bezighouden, en haar bewaren voor zich vervelen.
| |
| |
Intusschen, er zijn zooveel meer zotten dan wijzen op deze zotte wereld, dat de stem van dezen Amerikaanschen wijze wel vergeefs zal klinken.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
II. Waarvoor onze belastingen gebruikt worden in deze dure tijden!
In de Memorie van Antwoord, betreffende het wets-ontwerp tot aanvullen en verhooging van het IIIde hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1911, verdedigt de minister van Buitenlandsche Zaken zich over de hooge uitgaven, die het bezoek van president Fallières ten onzent meebracht.
Volgens den minister droeg de uitvoering van alles wat diende om het Staatshoofd te ontvangen ‘een stempel van degelijkheid en goeden smaak zonder dat men in overdadige weelde is ontaard.’
Als men dan verder verneemt dat deze ‘degelijke’ ontvangst gekost heeft eventjes f 15.636.29, dan slaakt men een kreet van jammer om al dat in 't water gesmeten geld, waarvoor zooveel nood en armoede kon worden gelenigd, terwijl het thans, of hij wil of niet, uit den zak van elken belastingschuldige wordt genomen voor malligheden.
Nog ten hemel-schreiender echter wordt zoo'n geldverspilling, wanneer men een eind verder leest hoe zij alleen dient om enkele bevoorrechten een prettigen dag te bezorgen, ten koste van den zak van de overige Nederlanders. Immers, daar vernemen wij, hoe de minister zich verontschuldigt, dat de beschikbare ruimte ditmaal niet groot genoeg is geweest om zooveel ‘eereplaatsen open te houden op de tribunes in den Haag, als zouden noodig geweest zijn om alle leden der Staten Generaal (met hunne echtgenooten liefst), te kunnen uitnoodigen tot bijwonen der taptoe.’
Echter, aldus belooft de minister, zal bij een volgende gelegenheid ‘ernstig rekening gehouden worden met het ondubbelzinnig verlangen der Kamer, om ìn de gelegenheid gesteld te worden de van de regeering uitgaande feestelijkheden bij te wonen’.
M.a.w. Bij een volgende gelegenheid dus zullen wij overige Nederlanders nog méér moeten opdokken om de (zich voor een groot deel ‘socialisten’ noemende) Kamerleden, met hunne echtgenooten, in de gelegenheid te stellen, op een mooie, versierde tribune te zitten kijken, naar een met een mooien jas en een hoop lintjes behangen vorst, die, op onze kosten, hier een paar dagen wordt verveeld met diners en aanspraken en andere onzinnigheid. O belasting-schuldige massa wat zijt gij òf geduldig, òf.... onnoozel!
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
III. Sociaal-democratische Vorsten-aanbidding.
In verband met mijn stukje hierboven, waarin ik 't heb o.a. over de Socialistische Kamerleden, die mee profiteeren van de tribunes en eereplaatsen, enz., om vorsten te bewonderen, is het niet ondienstig hier een citaat over te nemen dat de vrije Socialist ontleent aan de Evolutie:
De heer Duys maakt boottochtjes met Prins Hendrik, en de heer Helsdingen feest met de koningin en president Fallières; de Belgische soc.- demokraten complimenteeren koning Albert, en hoera'en als zij maar het puntje van den neus der koningin zien, terwijl dr. Quessel in de Soc. Monatsheft de vereenigbaarheid van monarchie en soc.-demokratie bepleit.
Volkomen juist. Als het gewone volk toch maar tenminste zóó wijs ware van te begrijpen - ziende op Frankrijk waar zij de praktijk reeds kunnen meebeleven - hoe de sociaal-democraten hen bij den neus hebben, en op hunne schouders naar boven klimmen, ten einde eerst meneer, daarna geridderordend meneer, en eindelijk hooge-oome te worden.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
IV. De Titanic.
I. Heldenmoed?
Sommige couranten gaan in hunne laffe-vlijerij van het feminisme zóóver, dat ze het de reddingsbooten roeien door sommige vrouwen met den dwazen naam ‘heldenmoed’ betitelen; terwijl hier in waarheid van niets anders sprake is dan van het gewone instinct tot zelfbehoud, allen menschen eigen. Het spreekt immers vanzelf, als men in het uiterst doodsgevaar is, dat ieder, man, vrouw en kind, elk naar vermogen, bijdraagt tot de algemeene redding. Indien dus de mannen niet konden roeien, wat wonder dat de vrouwen 't wèl deden! Dat was haar eigen belang.
Men leest daarenboven dat zij toevallig uitstekende roeisters waren. Maar, ook al ware dit niet het geval, dan nog steekt er niets ‘heldhaftigs’ in dat zij zich inspanden,
| |
| |
maar is het integendeel de zeer natuurlijke behoefte aan zelfbehoud wanneer een vrouw, in een geval als dit, zelf grijpt naar de riemen.
Daarentegen is een andere vraag, die niemand nog deed: met welk recht werden de vrouwen vóór de mannen in de booten geholpen, waar men ondertusschen de hofmeesteressen (die toch óók vrouwen zijn), volgens 't getuigen-zelf van een der officieren van de Titanic, heeft teruggedrongen. M.i. ware het hier nu eens een gelegenheid geweest, voor onze feministen binnen- en buitenlands, om te getuigen voor ‘gelijke rechten voor allen’, óók in zake ongelukken, en er met kracht tegen te protesteeren, dat thans op eenmaal de ‘zwakkere sexe’ als zoodanig zich boven het ‘sterkere geslacht’ stelt. In plaats daarvan doen alle feministen er het zwijgen toe, dat men de rijke vrouwen heeft gered ten koste van de arme tusschendeks-passagiers (óók vrouwen daaronder). 't Is het oude liedje, als het geldt voordeel of eer te behalen, dan willen de vrouwen aan de mannen gelijk zijn in alle opzichten, maar, indien het er om gaat zichzelf 't leven te redden, dan plotseling spelen zij uit haar ‘de zwakkere sexe zijn’.
| |
II. Knoeierij.
Heb ik 't U niet voorspeld, dat de rijkaards wel gered zullen blijken, en dat de ongelukkige verdronken bemanning nu de schuld krijgt! De getuigen (voor een groot deel ondergeschikten van de White Star Line) verklaren thans gemakshalve, dat de eerste officier geen notitie nam van de ijsbergen, dat de kapitein te optimistisch was, dat de kijkers ontbraken, enz. En, aan den anderen kant, leest men, als toelichting van het in het oogloopend feit, dat van de weinige geredden de overgroote meerderheid behoort tot de eerste-klasse passagiers, weerzinwekkende bijzonderheden als 't onderstaande:
In een van de eerste booten, die neergelaten werden, waren de eenigen, die er in zaten, een man - een Amerikaansch millionnair, dacht Whiteley - met zijn vrouw en kind en twee bedienden, benevens zeven stokers en kolentremmers, aan wien de man geld had beloofd. Aan boord van de ‘Carpathia’ kreeg elke man een chèque van f 12½. Die boot werd van stuurboordszijde neergelaten, vóór de officieren er verlof toe hadden gegeven. De bemanning noemde het de ‘geldboot’.
Haagsche Crt.
Let maar eens op mijn woorden, zoo zal men steeds méér geredden zien opduiken onder de rijkaards, en, aan den anderen kant, zullen de verdronkenen, de kapitein, de eerste officier, enz., steeds meer de schuld van alles krijgen.
En de White Star Line zal vrij-uit uitgaan na een ‘eerlijk’ onderzoek.
| |
III. Ismay Bruce.
Ik zou 't met 'n waren wellust aanzien kunnen, indien dit minderwaardig wezen werd gevierendeeld. In plaats daarvan echter zult ge zien dat hij, met opgeheven hoofde ‘gerechtvaardigd’, uit dit zóógenaamde onderzoek te voorschijn treedt.
Want, niet dat hij zijn leven redde in plaats van naast den kapitein den heldendood te durven sterven, niet dat vind ik zoo bovenmate schunnig in dit minne wezen. Niét iedereen is een held zooals kapitein Smith, (op wien nu ondertusschen de schuld wordt geschoven, terwijl hij enkel was de ondergeschikte van Ismay Bruce). Maar dat hij, Ismay Bruce, de record-reis dóórzette uit winstbejag, dat hij, wetend van het ijsbergen-gevaar, gewild heeft dat de boot een record-reis maakte, dat hij, om deze finantieele knoeierijen, al die menschenlevens heeft in den waagschaal gesteld, wetend óók, hoe er, in geval van een ongeluk, in de verste verte niet genoeg reddingsbooten aan boord waren, dat maakt hem tot een mispunt der mispunten, een voor wien geen straf groot en zwaar genoeg zou zijn.
In plaats daarvan zal 't hem echter gaan, als alle grooten dezer aarde, hij zal vrijgesproken of, in 't ergste geval, quasi-veroordeeld, en dan, achterna ‘wegens gezondheidsredenen’ op vrije voeten gelaten worden. In Frankrijk hebben we juist ook weer zoo'n staaltje gezien van ‘rechtspraak’. Daar is voor eenige weken een oude viezerik, een intieme vriend van den overlooper-ex-sociaal-democraat, thans minister van justitie, Briand, veroordeeld geworden tot een jaar gevangenisstraf wegens het plegen van de meest weerzinwekkende smerigheden met een aantal minderjarige meisjes. Het schandaal proces van dezen ex-redacteur van een groote invloedrijke courant heeft indertijd de algemeene aandacht getrokken, omdat er allerlei politici en groote heeren in betrokken waren op 'n vieze, vuile manier. Ook de naam van Briand werd toen op 'n allervreemste wijze, in ver- | |
| |
band met een en ander, genoemd. Maar natuurlijk, deze machtige in zijn partij, deze ex-minister ging ook toen vrij uit; wat er van hem bij 't onderzoek uitlekte werd dadelijk weer in den doofpot gestopt. Wel, nu is hij opnieuw minister geworden, en een zijner eerste daden is geweest te zorgen, dat zijn viezerik-vriend in vrijheid is gesteld ‘wegens gezondheidsredenen.’
De Telegraaf teekent terecht aan hierbij: ‘L'amitie d'un grand homme est un bienfait des dieux.’
- Juist, zóó is het. En, daar een rijkaard als Ismay Bruce óók beschikt over de vriendschap van vele groote mannen, in Engeland en in Amerika, behoeft hij geen oogenblik bang te zijn voor 't ‘onderzoek’. Hij wordt, of voor de leus veroordeeld, of dadelijk vrijgesproken. En dan is alles weer in orde. Hij geeft natuurlijk een groote som gelds voor de verongelukten. En hij is daarmee dan tenslotte nog de mooie verongelijkte man. En zij, die weldra zijn vergeten, de kapitein en de eerste officier, die op den bodem der zee liggen, die krijgen de schuld. En de wereld, die al deze onrechtvaardigheid toejuicht, die bestaat uit meerendeels ongeloovige menschen, vindt het thans sentimenteel-aandoenlijk om overal, en in allerlei steden, uit te galmen: Nearer to God, - het lied, waaronder de ongelukkigen stierven op de Titanic, het lied dat uit hunne kelen geklonken moet hebben als een roerende wanhoopskreet tot God, maar dat thans, aanstellerig overal uitgekwezeld, aandoet als een bespotting en van God en van hen, die stierven door de schuld van diezelfde wereld, welke toelaat dat het geld trapt alle rechtvaardigheid. -
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
|
|