De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOverzicht van de week.I. Hoe critiek wordt geïnspireerd.De lezers van de Holl: Lelie herinneren zich misschien wel, en misschien niet, hoe ik voor eenigen tijd in de Holl: Lelie een boekbespreking plaatste van mijn hand over een boek van een meneer Wormser getiteld: Van Kleine Luyden, zes schetsen uit het leven, door J.W. Wormser. (Zie Holl. Lelie No. 13 van 28 September 1910). Naar aanleiding van die bespreking ontving ik dezer dagen van diens zoon een briefje, met een uitknipsel uit een courant, in welk blad hij, de zoon, een boek van mij ferm naar beneden haalt, waarbij hij de naieve meedeeling voegde (de brief is bij mij ter inzage) dat hij dit doet, ‘in antwoord’ op mijn afkeuring van het werk van zijn vader, den heer Wormser. - Niet elke ‘criticus’ is zoo naief als deze meneer, namelijk van schriftelijk er bij tevoegen het bewijs van de ‘onpartijdige’(?) invloeden, die hem, volgens zijn eigen getuigenis, influenceerden bij zijn afkeuring. Het staaltje is zóó teekenend voor de manier waarop critiek tot stand komt, deftig gedrukt, dat ik het, onder dankbetuiging aan den heer Wormser Jz. voor zijn naïevetiet, hier meedeel.Ga naar voetnoot1) ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
II. Een verstandig woord.In de Lelie van 31 Jan: l.l: schreef ik over het dwaze van jubilea, in het Overzicht van de Week, onder den titel: ‘Huldeblijken’ of, liefdadigheid door circulaires. Nu komt Mr. J.N. van Hall in de Gids aandragen met een artikel, waarin hij blijkt evenmin iets op te hebben met de tegenwoordige jubileumswoede: | |
Jubilé's en hun nasleep.Onder dezen titel schrijft mr. J.N. van Hall in ‘De Gids’: ‘O, die jubilé's op on ze Nederlandsche schouwburgen! Zij zijn een ziekte geworden - en geen onschuldige. Een ziekte met een nasleep. Vooreerst zijn de jubilarissen in den regel niet gelukkig in de keus van stukken, waarmee zij hun jubilé vieren. Alleen Royaards met “Jonkvrouwe de la Seiglière” maakte een uitzondering. Maar waarom moest mevrouw Mann, onovertroffen in karakterrollen als vrouw Henschel, volstrekt een Fransche salondame als Suzanne d'Ange representeeren? Wat bewoog mevrouw Holtrop om een oud ding van Halm te kiezen, dat zelfs van het Duitsche repertoire zoo goed als verdwenen is? Is Nora soms een rol, waarin het talent van mevrouw Van der Horst het best tot zijn recht komt? En wat te zeggen van de keus van Chrispijn: “Le mariage de Figaro” van Beaumarchais? Nog meer hebben de jubilé's op hun rekening. Zij dreigen niet alleen, zooals bij “Het Tooneel”, dat nu maanden achtereen, van stad tot stad, “Violiers” en “Seiglière”, “Seiglière” en “Violiers” vertoont, het repertoire in de war te brengen, maar zij doen het ook de humeuren van de jubilarissen. Gaf niet mevrouw Holtrop in Den Haag aan hare ontstemming over een minder talrijke opkomst lucht door de afwezigen, met een citaat uit Staring, bij eikenschors te vergelijken? En vierde niet Royaards te Groningen, door gebaar en woord, aan zijn humeur den teugel tegenover een publiek, dat in grooten getale opgekomen was om hem te huldigen? Ons Hollandsch publiek neemt zulke dingen gelukkig niet al te hoog op. In Parijs zou het bij zulke voorvallen, bankjes - wel te verstaan: des banquettes - geregend hebben. Om al deze dingen prijs ik het speelseizoen gelukkig, waarin geen jubilé's gevierd worden. En toch - tien tegen één, dat, op het oogenblik dat ik dit schrijf, meer dan één lid van onze tooneelgezelschappen reeds zit uit te rekenen, of het niet, in 1913, 10 of 12½ of 20 jaar geleden zal zijn, dat hij voor het eerst met bevende handen en knikkende knieën een brief binnenbracht, of, | |
[pagina 678]
| |
aan Badeloch's schoot gevlijd, in onvervalscht Amsterdamsch: Wat schrèt ge, moederlief, zèt ge bedroefd om fader, heeft gestameld...’ Doe er uw voordeel mee, met dit verstandig woord, gij jubilarissen, die U blootstelt aan een échec, en gij publiek, dat U-zelf laat trappen door verwaande te hoog-gestelden, - als in Groningen is geschied. Voor dat laatste moet men een Hollandsch publiek zijn. 't Fransche zou inderdaad deze opgeblazenheid spoedig tot zijn wàre grootte hebben weten terug te brengen. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
III. Iemand, dien ik graag de hand zou drukken.Ongeluk. - Toen hedenmorgen omstreeks halfzeven de schipper Duvé in zijn schip, gelegen aan de werf van de wed. Ceuvel aan de Hoogte Kadijk te Amsterdam, zijn kachel aanmaakte en daarvoor petroleum bezigde, sloegen de vlammen plotseling naar buiten uit, zoodat Duvé in een oogwenk in brand stond. Hij had zooveel tegenwoordigheid van geest om in de Nieuwe Vaart te springen. Eenige personen die toegeschoten waren konden hem na veel moeite op het droge brengen. De ongelukkige had echter hevige brandwonden opgeloopen, zoodat hij per rijtuig naar het O.L.V. Gasthuis moest worden overgebracht. Nadat hij verbonden was weigerde hij in het Gasthuis te blijven en liep weer naar zijn schip terug. Hij wilde, zoo deelde hij den omstanders mede, zijn trouwen hond niet alleen laten. Nadat een der aanwezigen hem verzekerd had voor den hond te zullen zorgen, werd hij wederom per rijtuig naar het Gasthuis overgebracht, omdat zijn toestand dit noodzakelijk maakte. Zoo'n man geeft je 't geloof in de menschheid terug. Hij bewijst namelijk, dat er ook nog menschen zijn, die de liefde van een dier weten te waardeeren, inplaats van die te misbruiken - zooals gewoonlijk geschiedt. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
IV. Voor de a.s. Verkiezingen. Een wáár woord, voor alle partijen toepasselijk.
| |
[pagina 679]
| |
V. Welke courant ten onzent volgt zoo'n voorbeeld na?Excelsior, een der meest-gelezen fransche Dagbladen, uitgave van Pierre Lafitte, den bekenden uitgever van Fèmina, en van Je sais Tout, en vele andere fransche tijdschriften en boeken, heeft in zake dierenbescherming het initiatief genomen, in vereeniging met the New-York Herald, het Amerikaansch-Engelsche Society-blad over het geheele continent bij uitnemendheid. Dank zij deze Bladen, en hun verreikenden invloed, is de zaak van dierenbescherming thans eene waarvoor de fransche Kamer zich interesseert, en waarin fransche politici, letterkundigen, artisten, van welke richting of partij of godsdienst ook, van de méést bekende namen, levendig belangstellen, zoodat zij zich tot een comité in het belang van deze zaak vereenigden. Thans, om de daad bij het woord te voegen, heeft Excelsior een prijs uitgeloofd voor elken koetsier, die zijn paarden goed behandelt: Excelsior is voornemens - (aldus kondigt het blad aan) - bewijzen af te geven, vergezeld van een premie à 5 francs, aan elken koetsier of vrachtrijder, wiens paard in goeden staat is, goed aangespannen, goed verzorgd, goed wordt bestuurd. Tot dat doel zullen een aantal van onze redacteuren Parijs dóórtrekken, en de belooningen uitreiken aan elken koetsier, die aan de hierboven gestelde voorwaarden zal voldoen. Bravo! ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
VI. Zeer waar.Wij lezen in 't ‘Hbl’: In de ‘Nieuwe Gids’ heeft dr. Aletrino een mededeeling gepubliceerd, hem door een collega, ‘specialist in zenuwziekten’, gedaan omtrent beroepsgeheimen, een patiënt van den specialist, lid van een der Kamers betreffend. De persoon is voldoende nauwkeurig aangeduid (‘het Volk’ schreef: ‘Het zou een geringe moeite zijn, hier den naam van het Kamerlid te noemen.’) en het publiceeren van deze medische bijzonderheden moet voor den betrokken persoon buitengewoon onaangenaam zijn. Het moet het publiek zeer ontstemmen te vernemen, dat een beroepsgeheim bij een ‘specialist’ zoo weinig veilig kan zijn. Maar, hoe afkeurenswaardig en onvoorzichtig wij het ook van den specialist achten dergelijke schandaaltjes aan een collega mee te deelen, de handelwijze van dr. Aletrino om de mededeelingen verder te publiceeren achten wij nog veel erger, en een schande voor den medischen stand. Wij hopen dat ernstig onderzoek zal doen blijken wie de ‘specialist in zenuwziekten’ is, die op zoo schromelijke wijze het vertrouwen van zijn patient misbruikt, en op zoo ondoordachte wijze vertrouwen in zijn collega Aletrino gesteld heeft. (Overgenomen uit het Vaderland.) ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
VII. Over Vorstensport.Graaf Bernstorff schrijft in een duitsch blad, naar aanleiding van hedendaagsche vorstenopvoeding eenige zeer ware woorden, die, uit de pen van een tot de duitsche hofkringen behoorenden edelman dubbel eerlijk klinken: In het kinderachtig pogen zich daardoor modern en populair te maken vinden zeer vele vorsten genoegen in allerlei geexalteerde en laffe bezigheden, die gansch en al niet overeenkomen met de beteekenis en de roeping van een vorst. Het artikel sport staat in dit opzicht bovenaan. De groote Frederik heeft zich steeds hoogst ongunstig uitgelaten over het verachtelijke jachtvermaak van hooge personen. De vorst behoort te bedenken dat hij nooit privaat-persoon is. Wanneer regeerende of daartoe bestemde vorsten de sport opvatten als een levensdoel, wanneer zij zich bij de verschillende sport-handelingen laten photographeeren, en de verspreiding van die photo's toelaten, dan wekken zij bij hunne, onderdanen de gedachte op dat vorsten tot heel wat anders zijn geroepen, en dat een record in 't hockey-spel geen voldoende vergoeding is voor een civiel-lijst van zoo en zoo veel millioenen. Ook vorsten, die van den troon verder afstaan moesten niet aan sport doen. Er bieden zich hun zoo vele gelegenheden hun leven op een harmonische en nuttige wijze door te brengen dat het den arbeidzamen hedendaagschen mensch met recht ergert, wanneer hij menschen, die meer dan anderen aan het openbaar leven hebben deel te nemen, hun leven ziet doorbrengen met zulke snobachtige kinderachtigheden. (Deutsche Tages-Zeitung).
Bravo! Zie de photo's aan, gij snob-achtig publiek, van koning Alfonso, met zijn vrouw tennissende, mooi opgedirkt in flanel, of op rolschaatsen zich amuseerende, van den exkoning Manuel op de jacht zijnde bij de Engelsche aristocratie, (die dolblij is hem | |
[pagina 680]
| |
te mogen laten leven op haar kosten), van den dikken Fallières, als hij zijn jachtpartijen geeft, van den Duitschen Kroonprins en diens vrouw, op luges in St: Moritz, gewikkeld in sport-borstrokken, van de zestig-jarige Alexandra van Engeland, hengelend met een matelot-hoedje op. Zie ze aan, en schaam dan Uzelf over Uw eigen snob-achtigheid, van zoo iets zóó mooi te vinden, dat de vorsten zich inbeelden er door populair te worden als zij zich zoo weinig vorstelijk aanstellen. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
VIII. Een stem uit Indië.Voor den schrijver van: Waarheid is de beste krachtspijs voor Het zal U zeker veel genoegen doen te vernemen welk een instemming Uw werk heeft ondervonden bij een anderen Indischman, iemand die dus, evenals gij, over de toestanden oordeelt uit eigen ondervinding. Ik mocht namelijk dezer dagen een brief uit Ned: Indië ontvangen, waaruit ik voor U enkele gedeelten citeer: Met genoegen zag ik uit dit artikel, (het artikel bovengenoemd in de Holl: Lelie No. 10, van 1911), dat U niet schroomt artikelen over Indië, die waarheid behelzen, in Uw geacht tijdschrift op te nemen; de zoogenaamde eerste dagbladen in Nederland schijnen wel huiverig te zijn stukken te publiceeren, waaruit blijkt op welk een treurige wijze de belangen van Indië verwaarloosd worden. Zendt men waarheidslievende artikelen in, dan krijgt men eenvoudig tot antwoord, dat ze minder geschikt zijn tot plaatsing, m.a.w., men schijnt de tegenwoordige onmacht der Indische Regeering niet in Nederland te willen weten. Maar het Volk van Nederland moet ingelicht worden voor het onverbiddelijk te laat is... Het is dringend noodzakelijk dat het Nederlandsche Volk ingelicht wordt omtrent de ware toestanden in Indië..... De schrijver voegt bij dezen zijnen brief een artikel over Indische toestanden, dat weldra zal verschijnen in de Holl: Lelie. Hem zij hierbij hulde gebracht voor zijn flinkheid. Wat zijn klacht aangaat over het weigeren der groote bladen van opname van alle stukken, die waarheid behelzen, die klacht is zoo gegrond mogelijk. Nog dezer dagen werd mij weder een stuk aangeboden ter inzage, met begeleidbriefje van den hoofd-redacteur van een onzer meest-gelezen bladen, in welk briefje hij de opname van het stuk (och zoo'n bescheiden-gesteld stukje, maar een dat een afwijkende meening durfde hebben) weigerde, omdat het ‘te kras’ was voor sommige personen. (M.a.w., omdat het sommige abonnés misschien zou doen bedanken.)! Dat bij de tegenwoordige rechtzinnige regeering, bij den tegenwoordigen rechtzinnigen landvoogd in Ned.-Indië, de geheele Nederlandsche pers, - hoe liberaal ook in wóórden - niets durft zeggen, begrijpt iedereen die bij ons maar eenigzins op de hoogte is van hedendaagsche toestanden, van 't gekuip om baantjes en ridderorden, van 't dientengevolge ‘anti-revolutionair’ en ‘christelijk’ en ‘religieus’ worden, uit eigenbelang, door iedereen die er kans toe ziet,.... nu de hooge oomes, hier en in Ned.-Indië, dat immers óók zijn. Ik ben er trotsch op dat het publiek, meer en meer tot de ontdekking komt, hoe de Holl: Lelie onversaagd, en zonder aanzien des persoons, den moed heeft iedere éérlijke waarheid te zeggen, onbevreesd voor smaad, schimp, en hoon, maar ook, steeds meer en meer gerugsteund door hen, die zelf onafhankelijk denken en doen. En zoo zijn er gelukkig! ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|