De Hollandsche Lelie. Jaargang 25(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Verlangen. Ik zit zoo vaak in peinzing neer en staar naar de strakke lucht, Naar de toppen der palmen, hoog en slank Bewogen door geen zucht. Naar de pluimen der bamboe, die zoo stil en vol geheimnis zijn, Naar de glooing der bergen aan d' horizon - Een vage, grijze lijn. Naar al dat vreemde, Oostersch wen In helle zonnebrand en altijd blijft het me zoo ver, Snak ik naar mijn eigen land. Naar vlakke weiden, groen en malsch Naar rustig grazend vee, Naar Holland's duinen blond en blank, de wildbewogen zee. Naar stille paden in het bosch, Zonsondergang over de hei, Een woeste, stormende najaarsdag, Een bloeiende, geurende Mei. [pagina 565] [p. 565] Naar alles, wat zoo lief mij was In 't kleine land der zee, En 'k ben zoo ver, en elke zucht Voert mij verlangen mee. NORA. Vorige Volgende