welverdiende zweepslagen, want zij weten, evengoed als ik, dat bijna elk woord daarin berust op feiten. Zooveel voor den persoon.
In hoeverre is hij te goeder trouw? Dat verantwoorde hij-zelf. Hij heeft verleden jaar, den ‘leider’ uit den Roman Om de Eere Gods en den minister Eduma de Witt, welke in dien roman twee geheel afzonderlijke verschillende personen zijn, vóórgesteld, in een bespreking van dezen roman, als zijnde één en dezelfde persoon. Oppervlakkig in de hoogste mate in zijn critiek is hij dus in elk geval, zoodat ik hem bij die gelegenheid dan ook heb verplicht zijn beschuldiging dienaangaande te herroepen, want zij was, zacht-uitgedrukt, een idiote vergissing.
Is het thans opnieuw oppervlakkigheid dan wel kwade trouw, dat hij verzwijgt, hoe ik en Geerte, van de Meester, en het werk van Querido meermalen uitvoerig heb besproken, èn in de Telegraaf, èn in het Soerabayasch Handelsblad?
Overigens zijn deze heeren, de Meester, en Querido, uitdrukkelijk vermeld op het titelblad van het, door hem, Gerard van Eckeren, uitgegeven blaadje, als zijnde zijn ‘medewerkers’. Zooveel dus voor zijn onafhankelijkheid, waar hij hen dientengevolge nederig in den zak kruipt; waarbij bovendien niet te vergeten valt dat beide heeren, Querido, en de Meester, bekende en gevreesde recensenten zijn, en dat de heer Gerard van Eckeren (Esser naar zijn particulieren naam) vlijtig romans schrijft, (welke dus noodig hebben de gunstige beoordeeling van zulke recensenten).
Dit brengt mij meteen op Uw slotvraag aangaande mijn gunstig oordeel over den eersteling van Gerard van Eckeren, een oordeel door hem telkens opnieuw aangehaald. In dit opzicht namelijk maakt hij zich bepaaldelijk schuldig aan dubbelzinnigheid, door het steeds te doen voorkomen alsof hij zoo onafhankelijk tegen mij over staat, omdat ik immers zijn werk gunstig heb beoordeeld, zoodat er dus voor hem geen reden is mij een hak te zetten.
Welnu deze voorstelling is een verdraaide. Ik heb namelijk inderdaad het eersteling-werk van Gerard van Eckeren, - véle jaren geleden verschenen, - zeer geprezen. Maar daarna heb ik verscheidene andere romans van hem, o.a. het werk dat terstond volgde op dien eersteling-roman, ongunstig beoordeeld. Dit nu verzwijgt deze nobele criticus-‘christen’ voortdurend en absoluut.
Overigens ben ik het geheel met U eens, dat de slotzin, door U bedoeld, wel een uitvloeisel zal zijn van jaloezie op het groot succes van de Holl. Lelie, vergeleken bij het kwijnend bestaan, voortgesleept door de meeste weekblaadjes en tijdschriftjes, waaronder er vele zijn, die noch den redacteur, noch de medewerkers kunnen betalen, zoodat deze al blij moeten zijn zichzelf ‘gedrukt’ te zien.
Ten slotte neem ik hier voor U over een beoordeeling van mijn hand, van een zijner romans, waaruit gij ziet dat ik hem eerlijk, uitvoerig, en zonder partijdigheid heb beoordeeld, en dit zal blijven doen.
Primulaveris. - Dank voor Uw goede wenschen ter gelegenheid van Nieuwjaar. Ik geloof niet dat gij er gemakkelijk in zult slagen een goed-betaald baantje als boeken-recensent te vinden. De heele wereld recenseert namelijk elkaar, meestal niet om het geld, maar om langs dien weg een wit voetje te krijgen, òf bij de auteurs òf bij de uitgevers (die present-ex. zenden) òf ook enkel om het genoegen zich gedrukt te zien De hoofdzaak is echter een relatie te vinden die U er in helpt. Naar bekwaamheid wordt dan verder niet gevraagd. Ja, ik noem 5 December: ‘St. Nicolaas-dag’? Gij niet? - ‘De twee Steden’ is m.i. een héél aardig hôtel hier. Ik heb er vroeger veel gelogeerd met mijn vader, ook in zijn tegenwoordigen toestand, en ik was er steeds zéér naar mijn zin. Hartelijk gegroet.
Nora. - Prettig dat het Nieuwe Jaar zich zoo goed voor U inzette. Ik begrijp dat gij 't vermoeiend vond voor dat Jubileum naar Amsterdam te gaan. - Over jubilea in 't algemeen verwijs ik U naar mijn artikel daarover. Mevrouw Holtrop - van Gelder is mij sympathiek om hare beschaafdheid als actrice, en ik vind dat zij schandelijk is achteruitgezet, vergeleken bij vele minder-begaafden.
Ja, wat ge over die voorname dame schrijft, dat beantwoord ik volkomen; ik vind haar een onsympathieke persoonlijkheid.
Van Uw vriendin-zelve hoorde ik juist dezer dagen een en ander over haar leven. Ik vind het zoo schandelijk dat zulke dingen, als die moord op de kat, ongestraft blijven. Mij zou 't gegaan zijn als U, ik had dat schepsel een flinken slag in haar gezicht gegeven.
Met belangstelling las ik wat ge mij van dat Blad schreef; dat komt precies overeen met wat ik van een geheel andere zijde hoorde, en toen niet wilde gelooven. - Ja, drukproeven moeten naar de drukkerij terug gezonden worden, niet naar mij. Dank voor Uw instemming met mijn roman, en, van harte 't beste.
C.G. - Ik weet niet of ik U reeds meldde, dat ik Uw stukje (tegen het Nelly van Kol systeen gericht) aannam. Hartelijk gegroet.
Cora. - Uw versje (over 't Vredespaleis) nam ik aan, gelijk gij zaagt.
Tip. - Ik wil Uw stukje wel plaatsen als feuilleton, maar, ook voor die rubriek heb ik gaarne een verhaal met méér inhoud. Uw stijl is niet kwaad, maar Uw schetsje als geheel is een van die nietszeggende stemming-stukjes, die bijna alle meisjes en vrouwen zoo van tijd tot tijd produceeren, uit hare eigen persoonlijke stemming voortkomend, en die niets gemeen hebben met 'n verhàal, 'n novelle. Ik hoop, dat mijn eerlijk antwoord U niet ontmoedigt? Heerlijk dat gij U hier in den Haag zoo thuis voelt; na zulk een overgang, moet het hier voor U een dubbel Eldorado zijn. En dan, welk een voorrecht hebt gij in zulk een thuis, met zulk een broer! Mij dunkt, gij moet U wel gelukkig gevoelen toch. Indien gij niet houdt van nauwe rokken, zal het U wel genoegen doen dat zij alweer iets wijder worden van onderen. Op slanke, lange, mooie figuren, zie ik het toch wel gaarne, mits niet te overdreven, en mits het eene past bij 't andere, wat de onderdeelen van toilet aangaat. Hartelijk gegroet, en nog veel dank voor Uw Nieuw-jaarskaartje.