druk is geschikt. Ik kan heel goed begrijpen dat gij niet gaarne vergeefs werkt, en dat gij U dus eerst hebt willen vergewissen of ik eventueel zou bereid zijn een dergelijk artikel alsnog te plaatsen. Dat vind ik zeer verstandig van U gedacht. De gedachtenwisseling over dat onderwerp heb ik inderdaad gesloten, maar ik ben gaarne bereid een met Uw naam onderteekend artikel, van een getrouwde vrouw, die dus uitteraard recht van meespreken heeft, alsnog op te nemen. Echter, gij zult wel zelve begrijpen dat ik U geen plaatsing belóóf, vóór ik van stijl en inhoud heb kennis genomen, ofschoon die van Uw brief mij in dat opzicht reeds eenigen waarborg geven.
Nu maak ik U even een klein standje over Uw meedeeling, dat gij reeds zoo vele jaren hebt willen schrijven.... en 't niet deedt, omdat gij niet durfdet. Uw daarop volgende woorden maken echter in dat opzicht weer alles goed, en ik neem ze over, in de hoop dat ze anderen zullen opwekken mij óók te schrijven:
Ik vergat, dat een paar regels schrift, echt doorvoeld door een jonge zoekende ziel, wèl iets waard zijn voor een vrouw die karakters uitbeeldt. Ik wist toen nog niet dat een paar oprechte woorden, van een jonge vrouw, onbekend nog met schijn en leugen, een opfrissching moesten zijn voor een teleurgestelde, 's levens holheid doorzien-hebbende vrouw.
Zoo is 't precies. 't Belangrijke zit 'm waarlijk toch niet alleen in de uiterlijke dingen, maar in de eerste plaats in onze inwendige ervaringen, en in wat ze ons openbaarden van het leven. Ik heb reeds zoo veel achter de schermen gezien, uit zoo menigen brief, juist van verborgen leed, van hen wier leven uiterlijk onbewogen en onbelangrijk daarheen glijdt. Uit het hart geschreven is me ook, wat gij zegt van zoo menigen ‘zieleherder’:
Herders noemen die menschen zich, maar ze zoeken het lam niet op. Ze stooten het eerder terug, totdat het door doornen geprikt wegholt om niet terugtekeeren.
't Geen daarna volgt in Uw brief, de opheldering der reden die U dringt een artikel te maken, wil ik hier niet verder aanroeren. U-zelve zult dat vermoedelijk doen in Uw artikel; alleen wil ik U zeggen dat de wijze wáárop gij schrijft mij doet vermoeden, hoe gij juist hierover wellicht iets zeer lezenswaardigs zult schrijven, ten behoeve van andere vrouwen. Daarom verleen ik U gáárne plaats.
Uw excuus over Uw schrift is waarlijk onnoodig, want ik kan het zoo vlot lezen, en vind het zoo keurig, dat ik niets vermoeden zou van de door U daarover aangevoerde verontschuldiging, indien gij-zelve mij niet daarvan hadtverwichtigd. Hartelijk dank voor Uw eindelijk besluit mij te schrijven.
Mevr. R. geb. M. te V. - Uit Uw ingesloten postzegel vermoed ik, dat gij particulier antwoord verwacht. Met den besten wil ter wereld is dat mij onmogelijk. Stel U voor dat ik op alle dergelijke vragen als bijv. de Uwe particulier inging. Dan zou ik zoo iets worden van een levend adresboek, of zoo iets. Bovendien is de correspondentie ingesteld met de bedoeling dat ook anderen nut zullen hebben van mijne antwoorden. Dus, gij zult U met deze wijze moeten tevreden stellen.
Uw vraag luidt, of ik voor U een boek weet, ‘waarin gij alles kunt vinden wat tot den goeden toon behoort, als daar zijn: ontvangen, en afleggen van bezoeken, partijen, recepties, diners, gedrag aan tafel, correspondentie.’ -
En dan deelt gij óók nog mede, dat ‘het Wetboek van Etiquette’ U niet beviel. Ja, lieve mevrouw, dat verwondert me niets, om de zeer eenvoudige reden dat ik voor mij alle dergelijke etiquette-‘wetboeken’ vrij-belachelijk vind. Gij zult misschien zeggen: Ja, maar U weet hoe 't hoort, en, iemand die 't nog leeren moet, die maakt dan toch soms maar gekke flaters. Neen, lieve mevrouw, die maakt zij m.i. nog véél meer, als zij zich angstvallig toelegt op regels en vormen van 'n (dikwijls het zelf niet eens precies wetend) boek over etiquette. Want, dan wordt zij onnatuurlijk, en daardoor eerst recht ‘burgerlijk’. Gelooft U mij, niets merkt men gauwer op, als men zelf wèl weet hoe 't hoort, dan wanneer een ander angstvallig probeert zich aan voorgeschreven regels en wetten te houden, als aan de hand van 'n schoolboekje. Zooiets moet aangeboren zijn. En, als 't later moet aangeleerd worden, dan moet het leven dat doen, en niet 'n boekje. Wees natuurlijk, wees onbevangen, geef U zooals gij zijt, dan zult gij, zelfs al máákt gij soms een flater, nogtans een veel beteren indruk maken op die wezenlijk beschaafd en welopgevoed zijn, dan wanneer gij U-zelve stijf en boek-achtig vasthoudt aan eenige van buiten geleerde regeltjes; (die bovendien volstrekt niet onfeilbaar zijn, en zich in heel veel dingen voortdurend wijzigen naar de mode van den dag.) Een klein beetje takt is in al die dagelijksche-omgang dingen een éérste vereischte; de takt b.v. te voelen wáár ge welkom zijt, en wáár Uw bezoek blijkbaar slechts noodgedrongen wordt geaccepeerd, de takt van die gesprekken, die Uw buurman aan tafel pijnlijk kunnen zijn, te vermijden, van die onderwerpen op te zoeken, die hem zullen interesseeren, de takt van Uw gastvrouw iets liefs te zeggen zonder onoprecht te zijn (iets
vriendelijks, over haar huis, haar kinderen haar toilet, wat dan ook, valt er allicht te bedenken), de takt van belangstelling te toonen in wat Uw gasten u vertellen, zonder voortdurend zelf-alleen te willen spreken, etc., etc. Zeker, er zijn algemeene opvoedings-voorschriften, zooals b.v. dat men aan tafel zijn vork niet peilrecht in de hoogte moet steken, terwijl men spreekt - zooals vele duitschers doen - maar zelfs in dat opzicht wordt er stééds veel gezondigd, óók door beschaafde menschen, zooals óók inzake het asperges-weten te eten, het léélijke zich-den-servet-omspelden om niet-te-morsen, etc. Geloof me, als ge ergens een welkome gast zijt, zal men U niet weren om zoo iets; veel eer zal men U daarentegen uitlachen als ge U dwaasangstig toelegt op schoolboekjes-vormen, die heel dikwijls getuigen van grove onwetenheid bij den schrijver. Ik herinner me eens ergens gelezen te hebben, in een duitsch etiquette boek, dat 'n jong-meisje, als ze ziek is ‘nooit den dokter liggend mag ontvangen.’ Ik vroeg me af, hoe 't arme kind dan eigenlijk haar kwalen zal moeten uithouden, als ze zóó preutsch moet