dat zij, die bij hen debuteerde, nu als een zoò gevierde actrice voor hen stond.
Weer gejuich, weer applaus!
Toen, champagne! - ‘lang zal ze leven!’, veel geroesemoes en door-elkander-gegil - en lachen - en vroolijkheid - en groepeerende Photographen aan het werk - - een donkere zaal - toen, - een bliksemstraal van magnesiumlicht, - en - gekièkt, waren wij, - - en ‘het Leven,’ en ‘de Prins’ en de andere bladen zullen ons aanstaande week vertellen of de ‘kiek’ gelukt is.
's Avonds in een stampvolle zaal de opvoering van Friedrich Halm's drama ‘Griseldis’, arm kolenbrandersdochtertje, dat door haar schoonheid en haar onschuld, Percival op zich verliefd doet worden en met den ridder huwt, die geprikkeld door koningin Ginevra's spottende en tartende woorden er in toestemt de proef te nemen van Griseldis liefde.
Als deze de drie beproevingen doorstaan zal hebben, is Ginevra bereid voor haar te knielen, zoo niet, dan moet Percival voorde trotsche koningin knielen.
De drie beproevingen volgen.
Zij moet haar eenig kind afstaan, opdat Percival de genade van den koning zal blijven behouden. Zij wordt ‘hulpeloos, arm en naakt’ door Percival verstooten. Zij moet kiezen tusschen het leven van haar vader en dat van haar man.
Als zij alle proeven heeft doorstaan - en Percival dus ‘gewonnen’ heeft, dan vertelt Percival, dat alles slechts spel is geweest, de prijs voor een voetval van de trotsche koningin en Percival belooft haar al dat ontzettende leed nu dubbel te zullen vergoeden.
Griseldis echter, die zooveel doelloos geleden heeft, verlaat met haar kind de burcht om in de eenvoudige kolenbranderswoning bij haar blinden vader troost te zoeken.
Van het begin tot het einde ontroerde Mevrouw Holtrop ons door haar buitengewoon spel.
Griseldis leed was haar leed en wij allen leden met haar meê.
Voortdurend hoorde men met moeite-bedwongen snikken door de zaal.
Het leed hield ons allen omvangen.
Maar nauwelijks zakte het scherm, - of de tranen waren weggeveegd, - en men zag toen het scherm, na donderend applaus, weer opging, de arme Griseldis nog in haar grove pakje; maar nu niet meer droevig maar stralend van geluk, te midden van een schat van bloemen en om haar stonden commissieleden van de burgerij, leden van het damescomité, confraters en leerlingen der Tooneelschool, - en men droeg bloemen aan, altijd meer, altijd meer, - en men verdrong zich om ook aan de beurt te komen om zìjn krans namens dit of dát aan te bieden - en de leerlingetjes juichten en om wonden de geliefde leerares met guirlandes, en men sprak, de eèn na de ander - uit naam der confraters, die haar met een reuzenkrans, ook een mooien armband aanboden, uit naam van den Raad van Beheer, die haar een gouden-gedenkpenning schonken èn bloemen, en mevrouw Wensma, die even te voren als Ginevra haar zoo had geplaagd en gesard, - zij sprak haar vol liefde toe.
Zal ik u alle namen en vereenigingen opnoemen! - 't Waren er zoò vele.
Zelfs de Vrije Gemeente te Rotterdam en de Remonstrantsche Gemeente te Vlaardingen kwamen met prachtige bloemen mevrouw Holtrop huldigen.
En, er was eèn gejuich, één groote wijde vreugde, en voor ons, die veèl van mevrouw Holtrop houden, was het met haar een avond van groote vreugde.
Toen het scherm eindelijk dien avond voor goed zakte, heerschte er blijde opgewondenheid op het tooneel, terwijl in de zaal de stroom van menschen onder vroolijk gebabbel, en vol sympathie voor de jubilaresse zich huiswaarts begaf.
Neen, nièt allen begaven zich huiswaarts.
Leden van den Kunstenaarskring, commissieleden, confrateressen en confraters, togen naar ‘Americain’, waar mevrouw Holtrop-van Gelder receptie hield, en ongeveer half één door het Largo van Händel voor zang, piano en viool, werd ontvangen.
Veel zou ik u van dezen feestavond - o neen het was nacht, kunnen vertellen, maar plaatsruimte verbiedt mij al te uitvoerig te zijn.
Laat mij u dan alleen zeggen, dat iedereen verrukt was over de lieftalligheid en beminnelijkheid van de heldin van het feest.
Voor ieder had zij haren lieven lach, zij, de vrouw zoo vol distinctie, de actrice bij uitnemendheid, de liefdevolle moeder.
Geen oogenblik liet zij haren jongsten telg uit het oog, die zoo parmantig tusschen al die groote menschen door liep, zijn zusters, soms plagend in den hals kriebelde, of dan weer gauw een sandwich uit den vollen schotel nam