Na dien tijd verbleef ik er nu en dan wel eens voor korteren tijd, en behield steeds dienzelfden indruk van zekere vulgariteit. Mijn vriendin echter was er nog nimmer, en daarom wilde ik haar die stad thans eens laten zien. 't Trof mij ook nu weer hoe weinig zij zich verandert, hoe ècht-ordinair alles, de zóógenaamd fijne toiletten en de zóógenaamd fijne hotels, je steeds aandoen. Als volk mag ik de duitschers wel graag, ondanks die uitgesproken vulgariteit in alles, maar, om je eens ècht te amuseeren, prefereer ik Parijs steeds.
Mevr. J.K. - Ik vrees dat ik geen tijd zal vinden U particulier te beantwoorden. Daarom doe ik het langs dezen weg, hopend dat gij U-zelf zult herkennen. Ja, inderdaad, ik had de hoop opgegeven ooit weer iets van U te hooren, en, daar Uw nicht nu óók is overleden, wist ik niets meer af van Uw omstandigheden, en ik ben blij thans te vernemen dat die nog al redelijk blijven. Hoe jammer dat enkele dier bestellingen ophielden! De reden daarvan, die gij veronderstelt, wat twee dier dames aangaat, is natuurlijk zeer goed mogelijk, maar, wat de eene betreft, zij is eene Lelie-abonnée, die mij meermalen hoogst vertrouwelijk en innig hartelijk heeft geschreven, en die dan ook steeds aankondigde meerdere brieven, maar die vervolgens jarenlang plotseling zonder eenige opheldering zweeg, om dan weer opnieuw de correspondentie te beginnen. Het ligt dus blijkbaar in haar karakter aldus te handelen, zoodat, wat háár betreft, Uw vermoeden misschien onjuist blijkt op den duur.
Neen lieve mevrouw, wel verre van U Uw oprechtheid kwalijk te nemen, waardeer ik die ten zéérste. Hier moet ik echter in mijn antwoord een beetje voorzichtig mij uitdrukken, om noch U, noch den persoon in questie te verraden. Ik hoop dat gij mij begrijpt als ik U zeg, dat niet zijn vader maar wel degelijk hij-zelf, en zijn broer en zusters, die naamverandering wilden, en niet de vader. Ik weet dit daarom zoo positief, omdat die vader den mijnen zeer goed kende, en zelf tot dezen zeide: ‘Ik vind die naamsverandering bespottelijk, maar m'n kinderen hebben me ertoe gedwongen.’ - Daarom is het dubbel ergerlijk dat nu hij - die lang dood is - de schuld krijgt van iets dat hij nooit zelf zou hebben gewenscht. Hij was een doodeenvoudige, zich de zaak-in-questie geenzins schamende man. Wat Uw dankbaarheid betreft, gij hebt groot gelijk, dat gij daarom de partij trekt van den betrokkene, want die bij menschen slechts zelden voorkomende deugd van dankbaarheid strekt U tot gróóte eer. Ik erken dat ik van U voor het éérst zoo veel goeds hoor omtrent hem, daar ik steeds het tegendeel vernam, maar ik-zelf ken hem niet, dus leg mij gaarne bij Uw oordeel neer. Ten slotte zij U nog meegedeeld, dat, de vrouw, (de dochter van den man over wien het door U gelezen stukje handelt) in elk geval is de hoofdschuldige in het zich schamen voor de zaak. Ik kan U daarvan een bewijs, dat ik weet, hier niet opnoemen zonder al te persoonlijk te worden. Nogmaals, aan Uw oprechtheid breng ik alle hulde; ik vind dat gij edel handelt door aldus Uw dankbaarheid te toonen metterdaad, waar het geldt een afwezige te verdedigen. Lieve mevrouw, indien gij misschien denkt dat het goed is voor U nog eens opnieuw door mij in de Lelie te worden aanbevolen, dan wil ik dit gaarne doen, Geef mij dan echter s.v.p. nog eens opnieuw op, wat gij precies
tot Uw werkkring rekent, opdat ik er dan een stukje van kan maken. Hartelijk dank voor Uw goede wenschen bij gelegenheid van het nieuwe jaar. Ook U wensch ik van harte toe, dat Uw weg zoo gemakkelijk moge zijn als nog mogelijk is, en speciaal dat gij Uw lieve moeder nog wat moogt behouden. Vriendelijk gegroet.
Anna te Hilversum. - Voor het voorgaande nummer kwam Uw stukje te laat. Ik kreeg het namelijk door den uitgever. Gij behoeft het portret niet te rekenen bij de zes kolommen die ik U beschikbaar stelde. Hartelijk gegroet. En meteen veel dank voor Uw vriendelijke briefkaart, en goede wenschen voor 1912. Van harte hoop ik dat het gelukszonnetje bij U moge blijven schijnen in het nu aangevangen jaar, zoo helder als het thans doet. Het is heerlijk zooiets te lezen.
Floris. - Wel verre van U Uw opmerking kwalijk te nemen, waardeer ik die ten zeerste. Zij getuigt van belangstellend lezen. En.... helaas.... hebt gij gelijk! Ik-zelve ook had die opmerking terstond gemaakt, met groot leedwezen èn met verbazing. Immers, de bedoelde dame is zelve redactrice van een vrouwenblaadje. Ik beschouwde haar daarom als een soort collega, die men kon toevertrouwen althans een behòòrlijken stijl te zullen schrijven. Ten overvloede heb ik haar-zelve drukproef doen toekomen. - Ik erken volmondig dat ik - om bovengemelde reden - het dus niet noodig heb geoordeeld haar artikel in manuscript zoo nauwkeurig door te zien, als wanneer het iemand geldt die niet gewoon is voor de pers te werken. Toen ik daarop in druk las wàt zij had samengeflanst - speciaal ook het weglaten van het woordje ‘dat’ trof mij, evenals U, als zijnde een echt vrouwelijke slordigheid - toen speet het mij ten zeerste dat ik haar 'n hoofdartikel-plaats had ingeruimd. Gij ziet, gij hebt groot gelijk gehad mij eerlijk Uw meening te zeggen. Het eenige wat de zaak m.i. eenigszins goedmaakt is haar eigen onderteekening voluit, waardoor iedereen ten minste wèèt wie de schrijfster is, en dat zij-zelve een Blaadje redigeert. Want zij is niet onbekend aan vélen.
Wat de rest van Uw brief aangaat, ik verwijs U omtrent Berlijn naar de correspondentie aan Nora. Van die vergiftiging in dat asyl merkte men in de stad-zelf veel minder dan de angstwekkende berichten in de couranten zouden doen denken, Het asyl ligt zóó ver van het centrum af. En er gebeuren in zoo'n reuzenstad dagelijks zoo véél akeligheden! Overigens verwondert het mij niet, dat duitschers zich van tijd tot tijd met worst vergiftigen. Die ‘lekkernij’ geeft aanleiding tot zulk eindeloos geknoei, dat ik er zelfs in de fijnste restaurants nooit iets van aanraak. Met dat al, ik geloof veel eerder aan cholera, die de doctoren trachten stil te houden, dan aan jenever- of worst-vergiftiging.
Ja, ‘de Gepensionneerden’ is een treurig fiasco, vind ik. Jammer van een schrijfster die 't beter kàn, als Cornelie Noordwal. Hartelijk dank voor