betreft. Onmiddelijk hield de geest in het trance-medium op en begon te spreken over datgene, wat mijn gedachten juist bezighielden.
Op mijn vraag, hoe hij juist daarover plotseling begon te spreken, zeide hij, dat ik juist toch daaraan dacht!
Hoe weet U dat? vroeg ik manhaftig.
Ik weet alles, gaf hij ten antwoord.
Verscheidene avonden echter dat ik in mijn seances aan een Godheid en aan de wel of niet mogelijkheid van Haar bestaan dacht! Nooit echter reageerde de geest hierop.
Op een avond dacht ik opzettelijk heel scherp aan een Godheid, om te zien of de geest hierop reageerde! Plotseling hield hij op en zeide mij: U bent met Uw gedachten ergens anders; ik kan zoo niet duidelijk met U spreken!
Ik vroeg: Weet U waaraan ik dacht? Het antwoord luidde: ontkennend.
Ik denk aan God! zeide ik.
Geen antwoord volgde. Het volgend oogenblik was de geest verdwenen en het medium ontwaakt.
Dat alles, gaf mij den indruk, dat er geen persoonlijke God was. Maar òf er werkelijk geen is, kan ik U niet zeggen, daar eenig feit hierover ontbreekt! Alleen de negatieve houding der geesten heeft mij dien indruk gegeven!
Thans, na U zooveel mogelijk naar de ruimte in dit blad volgens toestemming der geachte freule, het heeft toegelaten, eenige feiten opgenoemd te hebben, wil ik U mededeelen de ‘diepere’ Godsdienst van het spiritisme, zooals ik het heb leeren kennen, en wel:
Het kleuren-leven der zielen.
Het kleuren-leven der zielen! Een vreemd woord nietwaar, en toch geloof ik, dat ik het op deze wijze het duidelijkst mijn geloof aan U uiteenzet! Hieruit zijn dan ook zeer merkwaardige gevolgtrekkingen en inzichten voor alles in dit leven te maken, zooals U zelf bemerken zult!
Ik spreek over kleuren, omdat iedere ziel, die rein, edel is, (of is geworden) een wit helder licht uitstraalt, door ons spiritisten ‘astraal lichaam’ genoemd.
Het witte licht is alzoo het idee van het verhevene; hoe helderder, hoe edeler; het einddoel, het Mysterie ook van mijn geloof, is allerwitst, allerlichtst, en heb ik daarom in mijn vorig artikel Al-Licht genoemd!
Zoodra een ziel vrij is van het aardsche lichaam, straalt hij een zeker licht uit! Dit is, alhoewel niet bewezen, toch aan te nemen door opgenomen photographieen van geesten, daarlatende nu de bespreking, of deze bedrog zijn of niet! Bewezen is het op seances door licht-manifestaties van geesten, z.g.n. materialisaties.
Elke zonde van den mensch geeft een donkere vlek in dit ziellicht: welke bij meerdere of grootere zonden, blauw of rood kunnen worden. Daar nu alle zielen oorspronkelijk wit zijn, daar zij uit het Al-Licht komen, zullen zij, na dit leven geleefd te hebben, uit bewusten dràng weer trachten wit te worden indien zij dit niet zijn! Onder wit wordt hier dus rein bedoeld!
Nu is aan ieder bekend, dat wanneer zekere kleuren in zekere verhouding bij elkaar worden vermengd, deze één gezamentlijke kleur zullen vormen n.l. wit!
Wanneer nu een ziel, na lichamelijken dood, een zeker mengsel van kleuren bezit (bedoelend zeker mengsel van eigenschappen!) zal zijn drang zich richten naar een andere ziel, die een ander mengsel van kleuren bezit, waarmee hij wit kan vormen!
Er is dus aantrekking van verschillende zielen, alzoo sympathie tot een ander!
In dit leven ontmoet een ieder van U menschen, die U sympathiek zijn, onmiddelijk na eerste kennismaking, zonder de reden hiervan op te kunnen noemen. Is het niet aannemelijk te zeggen, dat die U sympathieke ziel, kleuren bezit, die aanvullen de ziele-kleuren van de Uwe? Duidelijker uitgedrukt: Kent U niet in dit leven menschen, die eigenschappen bezitten welke andere eigenschappen in U opwekken of versterken of veredelen?
Kent gij ook niet personen, die U onmiddelijk, op het eerste gezicht, onsympathiek zijn? Zijn het niet om zoo te zeggen, kleurenspectra's, die geheel verschillend van de Uwe zijn en elkaar afstooten?
Is er in het leven niet iets, wat wij hoogst geestelijke liefde noemen, waardoor twee menschen elkaar aanvullen en gelukkig zijn? Is dit niet in het zielenrijk twee kleurschakeeringen, die, met elkaar vermengd, een wit licht uitstraalt?
Ik laat U slechts het verband zien tusschen vele dingen in dit leven en mijn geloof over het hiernamaalsche ‘kleurenleven’ der zielen.
Zult gij, als gij, na Uw leven geleefd te hebben op deze aarde, niet wit zijt, trachten dit te worden, als ge weet, dat er een