De man kent die vrees niet. Hij geeft toe en vergeet. Er is bij hem geen sprake van zelf te dragen gevolg, wèl echter van een door hem opgedragen gevolg. En waar de man toegeeft en vergeet verliest hij juist die ontzaglijke verantwoordelijkheid uit het oog, welke voor hem het sterkste schild moest wezen tegen de verleiding.
De vrouw ontvliedt wijl ze voor haarzelve vreest; (in het algemeen gesproken en uitzonderingen daargelaten) een zuiver egoistische zedelijkheid dus. De man behoorde te ontvlieden wijl hij vreest voor het heil der vrouw.
Men zal begrijpen dat hier slechts gesproken wordt van liefde zonder huwelijk.
Waarom is nu maagdelijkheid-kuischheid voor den man zooveel moeilijker dan voor de vrouw? Eenvoudig hierom: wijl onbaatzuchtigheid onnoemelijk veel zwaarder is te betrachten dan zelfzucht-zelfbehoud.
Waar de man van zijn jeugd afgewend is de vrouw te eerbiedigen als iets heel liefs en heiligs, is vanzelf hem een wapen in handen gegeven tegen onkuischheid. De man moet het begrip vrouw zoo hoog houden dat hij het niet zou durven wagen haar te naderen met onreine handen en oogen. De liefde van den man voor de vrouw moet te groot wezen om haar te kunnen ontheiligen door zuiver zinnelijkheid.
De man, die een goede, een ware moeder gehad heeft, voor hem de éérste verpersoonlijking van het wezen der vrouw, die man heeft dat wapen in handen.
Zijn moeder!
Aan haar de grootste taak die jonge, ontluikende mannelijkheid te leiden. Zonder valsche schaamte, zonder vrees ook onreine nieuwsgierigheid te wekken, maar begiftigd met dien zeldzamen tact van juist zooveel te zeggen als kiesch en zooveel te verzwijgen als mogelijk is in gesprekken van hart tot hart, teeder, liefdevol en eerlijk. Een moeder die voor den zoon is de liefste, beste belichaming der Vrouw wijl zij hem geleerd heeft hoe die vrouw te beschouwen in waarheid en in reinheid. Een moeder zonder die onwezenlijke preutschheid tegenover haar kinderen, maar voor wie de dingen zijn eenvoudig, natuurlijk en daarom rein en mooi. De moeder, die wijst op het Doel en haar kind leert daad en gevolg in zijn geest onafscheidelijk te verbinden.
Waar een man zulk een moeder gehad heeft die zijn jeugd heeft geleid, zal hij de vrouw met andere oogen aanzien dan hij die haar heeft ontbeerd. Zulk een man zal zijn kuíschheid kunnen bewaren zonder veel strijd als een kostelijke schat.
Omdat hij geleerd heeft waaròm kuisch te moeten blijven totdat - totdat hij Haar ontmoet op zijn levensweg. Zij, wier baanbereidster zijn moeder is geweest.
Waar de man - en terecht - eischt van het meisje dat hem het jawoord geeft: zuiverheid, opdat hij de éérste is voor haar, daar mag met evenveel billijkheid zij van hem eischen: ongereptheid. Waar zij zich geeft rein en onschuldig in den waren zin des woords, moet ook hij haar nemen unberührt.
Ik heb eens een man hooren zeggen: ik zou geen afgelikte boterham willen hebben. Als alle meisjes dat ook zeiden, wat bleef er dan wel over van het aantal huwelijksaankondigingen in den burgerlijken stand! Een afgelikte boterham. Het gros der mannen is dat als ze trouwen. En het meisje neemt daar genoegen mee; in de meeste gevallen vindt ze dat zelfs heel natuurlijk, opgegroeid als ze is in het idee dat een man zijn wilde haren moet verliezen in zijn jeugd om later een bezadigd echtvriend te kunnen worden. Een enkele onder haar zal wellicht vaag in zich de vraag voelen opkomen: en mijn puurheid dan? Dadelijk echter wordt aan die stem het zwijgen opgelegd: met de vrouw is dat iets heel anders. Als ze dan logisch redeneerde, zou ze de gevolgtrekking kunnen maken dat dan de vrouw wel hooger moet staan dan de man, waar zij haar maagdelijkheid bewaart voor haar echtgenoot en hij de zijne schonk aan de eerste de beste.
Echter zooals boven gezegd is, staat ze in de meeste gevallen slechts negatief hooger dan hij. Vréés hield haar in toom. Er is bij den man óók zulk een gedwongen kuischheid voortspruitend uit vréés. Er zijn mannen die zich ongerept bewaarden enkel en alleen omdat ze bang waren voor de een of andere ziekte. Onnoodig te zeggen dat zulk een zedelijkheid al even weinig waarde heeft als die der gevolgen-vreezende vrouw.
Welke man of vrouw mag dan in waarachtigheid kuisch genoemd worden? Die in waarheid maagd is gebleven naar het lichaam dóór den geest, uit Liefde. Die van den beginne af de andere sekse heilig houdt en nimmer het Doel uit het oog verloor. Die eigen lichaam begrijpt en het eerbiedigt, het rein houdt voor die(n) ééne(n) Ander waar-