Gedachtenwisselingen.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
I. Geestelijke en lichamelijke ontrouw.
door C. Arntzenius.
Heer Ego is begonnen over zinnen bevrediging, daarbij kwam lichamelijke ontrouw en onze Redactrice is geëindigd met geestelijke ontrouw in zake Madame Curie en nu kan ik niet nalaten een artikel hierover te schrijven. Mijns inziens is dit een heel moeilijk onderwerp en kan heel omslachtig worden, doch het moet mij van het hart, dat ik 't geheel en al eens ben met freule de Savornin Lohman, n.l. dat geestelijke ontrouw minder te verdragen is, dan een enkele lichamelijke afdwaling.
Want ziet, een man is ànders dan een vrouw, heeft een ander temperament dan een vrouw; terwijl deze door opvoeding enz. zich mòet bedwingen, kan de man den vrijen teugel vieren aan zijn lusten. Vanzelf is de man dus vrij om te doen en te laten, wat hij wil, terwijl de vrouw een afwachtende houding neemt, hetgeen echter niet bepaald rechtvaardig is en waar mettertijd ook wel verandering in zal komen.
Meestal is zoo'n ontrouw van lichamelijken zin van den gehuwden man een questie van bevrediging, waar geen liefde bij te pas komt, dus is 't niet zoo erg, terwijl 't van een gehuwde vrouw, die zulk een escapade pleegt, ernstiger is, aangezien een vrouw zich over 't algemeen niet gauw geeft, en àls zij dat doet, het met haar geheele ziel doet en dus van die persoon beslist moet houden.
Daar waar ‘Ego’ dus wil, dat een vrouw, hetzij gehuwd of ongehuwd, zich geeft aan een man, van wien zij houdt, of deze gehuwd is of niet, komt deze moeilijkheid, nl. dat zulk een vrouw 't geheel uit liefde doet en om een kind en dan zou het voor de wettige vrouw van dien man afschuwelijk zijn, omdat de gevolgen niet te overzien zijn. Voor dien man kan 't wel ‘een oogenblikkelijke afdwaling’ zijn, maar voor de betrokken vrouw is het een levensquestie.
Waàrom eigenlijk Madama Curie een ‘geniepend’ is volgens de Redactrice, begrijp ik echter niet. Kan er geen geestelijke kameraadschap bestaan tusschen een man en een vrouw, en vooral tusschen zùlk een vrouw en een mannelijk collega? Het is toch zeer wel mogelijk, dat de man over radium enz. niet met zijn vrouw kan praten en met Madame Curie daarover van gedachten wisselt! Het is natuurlijk onaangenaam voor de bewuste vrouw, maar dat 't voorkomt, kan ik mij best voorstellen, zonder dat 't lichaam daar part noch deel bij heeft. Wij hebben dikwijls 't onderwerp in de Lelie behandeld en naar mijn idée is vriendschap tusschen een man en vrouw zeer wel mogelijk, indien zij niet bij elkander wonen. -
Dat heeren met hun vrouwelijke assistenten elken dag op en neêr zijn en met hen verband leggen enz., dat heeren op kantoren met hun vrouwelijke secretaresjes alles bespreken, dat is toch wel heel natuurlijk en daar is niet aan te doen of de echtgenooten moeten zelf meêwerken op het arbeidsveld van den man en dán zou men komen tot het doelpunt van de sociaal-democraten dat alle vrouwen werken en dat zou toch al heel verkeerd zijn, want dat is niet de bestemming van de vrouw, niet waar? Is de Redactrice dat niet met mij eens?
Er zijn natuurlijk mannen, die alles met hun vrouwen bespreken, maar er zijn ook, die zeggen:
‘Vrouwen hebben niets met zaken te maken’, maar ze willen wèl hebben, dat ze helpen met de boeken bij te houden, als ze te veel werk hebben, daar zijn de vrouwen dan wèl goed voor!
Zulke mannen bestaan en ik ken ze van heel nabij. Er zijn óók vrouwen, die er werkelijk geen verstand van hebben en dan is 't ook natuurlijk, dat de man geen zaken met ze behandelt, en dan noem ik 't ook geen geestelijke ontrouw, als hij ze bespreekt met zijn secretaresje, niet waar?
Over dit onderwerp valt zooveel nog te zeggen, maar 't is zoo moeilijk, want elk geval van geestelijke, zoo ook van lichamelijke ontrouw, zou bijna op zich zelf moeten beschouwd worden. -
Amsterdam, 20 November 1911.