De Hollandsche Lelie. Jaargang 25(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Spiritualisme. Ik hoorde zachtkens fluist'ren In duisternis Van lange, koude nachten, En sombere gedachten, En droefenis. Dat fluist'ren, o dat fluist'ren, Zoo eind'loos teer, Het nam mijn droefheid mede, En spelde mij den vrede Na onrust weer. 't Was of werd weggeschoven Het wolkgordijn, Ik zag een schemer beven Van jong, verheerlijkt leven In glorieschijn. Het spiritualisme, Het morgenrood, De Trooster was gekomen, Verdreef de bange droomen Van graf en dood. Bedroefden en vermoeiden, Zoovelen nog, O wilt dat fluistren hooren En zien het morgengloren, Komt haastig toch. Komt haastig, laat u troosten, Opdat ook gij Beseft de groote waarde Van 't leven hier op aarde Voor d' Overzij. J. VAN REES-VAN NAUTA LEMKE. Alléén door te bestaan. O zondagskind'ren, stralend gaat ge Door 't aarde-leven heen, Een hulp, een steun, een troost voor allen, Door te bestaan alleen. Wáár gij ook komt, steeds brengt gij vrede En vreugde⁀en zonneschijn; Voor velen, zonder u, zou 't leven Een donk're schaduw zijn. Gezegend zijt gij, - en een zegen Uw wondre tooverstaf, Die eenmaal zeker aan uw wiegje Een goede fee u gaf. De tooverstaf, waardoor gij harten Weer hoopvol kloppen doet, En liefde geeft en blij vertrouwen In menig droef gemoed. Het zijn de geest'lijk reinen, goeden, Die door het leven gaan, Een zegen voor hun medemenschen, Alléén door te bestaan. J. VAN REES-VAN NAUTA LEMKE. Vorige Volgende