massa heb ik per-se een afkeer, wien en wat-ook het geldt. Want, m.i., is in zoo'n geval van niets anders sprake dan van dierlijke woede- en moord-begeerten, van het meest laagstaand genre, en niet van weloverlegde vergelding.
Ten vijfde, ik voor mij vind het een lafheid en een schande, dat ‘de ernstige en eenvoudige belijders van den Christus’ willen loopen aan den leiband van ‘heeren, die wel een langen naam dragen van hooge geboorte, maar die slechts in zooverre het christendom hulde doen, als het hun utilistische overwegingen dienen kan. Die slechts uit politiek zich met het Christendom sieren.’
Ik voor mij vind zulk aan den leiband willen loopen een bewijs, dat zulke ernstige en eenvoudige belijders van den Christus dom en onnadenkend zijn in de hóógste mate, waar zij zich aldus laten beetnemen. Er is namelijk geen ander woord voor het klimmen, door de heeren met lange namen, op hunne schouders van wezenlijk-geloovigen naar de hoogste baantjes die de staatsruif heeft te vergeven.
Ten zesde. Het bovenstaande geldt eveneens voor ‘De mannen van Patrimonium en van de andere christelijke werklieden-vereenigingen’ - voor zoover zij te goeder trouw zijn. - Maar ik vrees, dat ook dáár, zoodra het leiders geldt, veel kaf is onder 't koren.
Ten zevende. De plotselinge reis naar het buitenland van Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman - na het gebeurde in de Kamer - zal, vermoed ik, geschied zijn in overleg met zijn geestverwanten. Ik vermoed dit te méér, waar hij eerst is teruggekeerd nadat de heer Nolens de bekende meedeeling, namens de Rechterzijde, had gedaan in de Kamer, waardoor de obstructie een einde heeft genomen. M.i. maakte die reis in èlk geval echter den indruk van een ‘vlucht.’
Ten achtste. Neen, Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman is inderdaad niet van ‘slap bloed’. Maar, hij heeft zich in zijn politieke loopbaan steeds getoond te zijn boven alles een handig diplomaat, en een scharrelaar dientengevolge met zijn christelijke beginselen, en dààrom geloof ik te meer dat zijn ‘vlucht’ is geweest een uitkomst van zijn overleg met zijn geestverwanten.
Ten negende. Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman heeft inderdaad voor zoover ik weet steeds den oorlog verdedigd, - terwijl hij nogtans een der leden is van het Hof van Arbitrage, (maar, men vergete hierbij niet, dat ook dit baantje er een is van voornaamheid en eer en voordeel) - En, als zoodanig, handelt hij in flagranten strijd met het gebod van Christus dienaangaande: Houdt vrede onder elkander (en vele dergelijke uitspraken). Om den oorlog te durven verdedigen moet men de leer van Christus in het aangezicht slaan en verdraaien. Dit doen de politieke christenen, door U bedoeld, bij monde hunner leiders Kuijper en Lohman, dan ook sinds jaren. De dienstweigeraars, om welke reden ook, hebben, uit een christelijk-bijbelsch oogpunt, het bij het rechte eind.
Ten tiende. Ik wil niet treden in particuliere bijzonderheden, maar alleen beamen dat gij volkomen gelijk hebt, waar gij zegt: ‘Onder die leuze: “voor vaderland en vorst” wordt alles goedgepraat. Daarvoor liegt men, konkelt men met eigenbelangzuchtige politieke knoeiredenen!’ - Zoo is het helaas. Voor ‘vaderland en vorst’ geldt méér bij de heeren van hooge geboorte en hoog aanzien, en die in den Haag minister van Staat zijn, dan ‘voor Christus’. Want, Diens rijk is niet van deze aarde, maar dat van koningin Wilhelmina wèl. En dat ondervindt de geheele Rechterzijde, en hare leiders ondervinden het in de eerste plaats, dagelijks, door eerebaantjes, titels, lintjes, jaarlijksche toelagen, diners bij de Koningin, enz. enz.
Ten elfde, ik onderschrijf Uw slotzin volkomen, woord voor woord. Zoo is het; dat heb ik gezien en bijgewoond en gadegeslagen, van kind-af:
‘Maar ach, men vraagt onder die heeren dan ook niet: Wat is recht? Wat zegt Gods woord? Wat is eisch van plicht en roeping? maar uitsluitend: ‘Hoe kan ook deze zaak weer zoo gekramd en gelijmd, dat het voor ons niet onprofijtelijk is - voor ons en ons kliekje.’
Ik herhaal: Zoo is het.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.