dien weg in te slaan - behoudens uitzonderingstoestanden en uitzonderings-gevallen - absoluut te gronde gaan, om niet eens te spreken van het slachtoffer in de éérste plaats: het uit zulke vrije-liefde-verhoudingen geboren kind. - Uw wensch in Uw briefje aan mij, dat de mannen mochten worden wakker geschud zich ook eens in den toestand eener vrouw te verplaatsen, zal, vrees ik, wel een ijdele blijven. De man is m.i., op dit speciale gebied in het bijzonder, niet in staat zich in te denken in ons vrouwleven, en beoordeelt ons naar zich-zelf. Ook speelt bij hem, gelijk gij zelve terecht opmerkt, het egoistisch begééren zulk een hoofdrol, dat hij daardoor niet in staat is zich op een zuiver standpunt te plaatsen ten onzen opzichte. Nogmaals vriendelijk dank. Ik hoop dat deze eerste keer niet de laatste zal zijn dat ik van U hoor.
Mits. - Het zenden van drukproeven van de gedachtenwisselingen is niet altijd mogelijk. Gij moet het voorlief nemen als het niet gebeurt. Artikelen worden desverlangd steeds gaarne in drukproef gezonden. Uw langen brief ontving ik, maar ik kan dien heden niet beantwoorden wegens plaatsgebrek.
Violetta. - Ook voor U geldt wat ik hierboven schreef aan Jimmy. Het is zoo prettig zoo plotseling van een correspondent te hooren, die sinds lang mij met belangstelling volgde in de Lelie, en nogtans steeds zweeg, totdat een of andere bijzondere aanleiding hem of haar eindelijk het stilzwijgen deed verbreken. En nu eerst recht Uw dierenliefde. Ach ja, lieve Violetta, wie, als gij, instaat is de trouw en liefde van hondenoogen na te voelen, die heeft bij mij een streepje vóór, dat ontken ik geenzins. De arme dieren worden zoo dikwijls mishandeld en miskend, dat ik alle dierenvrienden hooger acht dan de dierenvijanden, of onverschilligen voor hun lot. M.i. staat de eerste categorie op een hoogeren trap dan de laatste, want, wie nadenkt die kan niet anders dan medelijden voelen met het van ons menschen zoo geheel afhankelijke en in onze macht zijnde dier, om niet eens te spreken van zijn vele deugden en beminnelijke eigenschappen, op te merken voor een ieder die kat, hond, paard, vogel, konijn, wat ook van dien aard, bezit, of gadeslaat in hun omgang met elkaar, hun vriendschap, hun trouw, hun dankbaarheid. Gij wenscht mijn opinie te weten over die gedachtenwisseling. Gaarne voldoe ik aan Uw wensch. In de eerste plaats ben ik het met U eens, dat Ego de geheele questie enkel en alleen beschouwt van zijn man-standpunt (zie hierboven de correspondentie aan ‘Jimmy’). Evenals gij geloof ik dat wij-vrouwen, bijzonder zinnelijke naturen uitgezonderd, nevens de zinnenbevrediging iets anders verlangen dan de man begrijpt (ik-ook spreek van wezenlijke liefde-huwelijken.) Wanneer Ego zijn zin kreeg dan zou de toestand eerst recht ondoenlijk en onhoudbaar worden, zoowel voor de gehuwde als voor de ongehuwde vrouw beide. Dat Ego er zich van afmaakt door te zeggen: over de vruchtbare gevolgen behoeft nog niets vastgesteld te worden, is volkomen waar gezegd in Uw brief. Juist dáárop komt het immers
aan. Die gevolgen zijn er gauw genoeg. Een voorbeeld uit de werkelijkheid komt mij hierbij in den zin. Een bekend auteur heeft voor eenige jaren dezelfde theorieën als Ego verkondigd, in zijn romans, er menig jong-meisjes-hoofd door op hol gebracht. Een dezer slachtoffers wachtte hem dientengevolge op, toen hij de tram verliet, bood zich hem aan. Zij was jong en naar zijn zin. Hij ging met haar op reis, liet zich voor de leus van zijn eerste vrouw scheiden, en trouwde haar. De gevolgen, aan iedereen hier ter stede bekend, waren weldra, dat deze meneer zoowel met vrouw één als met vrouw twee openlijk paradeerde, en een schouwspel van het meest verregaand egoïsme opleverde, daar er uit beide huwelijken kinderen waren. Uit dit geval ziet men waartoe het verkondigen van Ego's theorieën leidt, namelijk tot het slachtoffer worden van de vrouw van een tijdelijke zinnenbegeerte van den man, aan wien zij haar gansche bestaan offert door haar daad.
Ik dank U hartelijk voor Uw vriendelijke woorden over de Lelie, over mijn moed van mijn meening te durven zeggen, en voor Uw belangstelling daarin. Die woorden deden mij oprecht goed. Ik ben blijde dat gij geschreven hebt.
Nora. - In de allereerste plaats hartelijk dank voor Uw mooie ansicht-kaarten. Zij hebben thans nog dubbel waarde voor mij, omdat ik onlangs dat tochtje gemaakt heb. Ik was meegevraagd met kennissen, en ik heb er enorm van genoten, daar het een prachtige voorjaarsdag was. - Nu Uw eersten brief. Ons tuintje was wezenlijk, voor een eerste jaar, nog al heel aardig in het najaar, maar die storm heeft alles vernield. En toch zijn wij er nog genadig afgekomen, wat de schade aan het huis betreft. Zelven waren wij dien Zaterdag-avond juist laat in den Haag, daar we ergens bij kennissen afternoon-tea-dronken. Onze Marie trachtte nog daarheen te telefoneeren om ons te waarschuwen maar liever in den Haag te overnachten, maar de telefoon was reeds stuk. Wij gingen nog een eind met lijn 3, om daarna op het Plein over te stappen in lijn 8 naar Scheveningen, maar onderweg bleef lijn 3 steken, en toen wij, tegen storm en wind in, te voet 't Plein bereikt hadden was daar geen enkele tram meer te krijgen natuurlijk, daar inmiddels alle verbindingen waren verbroken. Met veel moeite vermeesterden wij toen nog een huurrijtuig, dat ons naar Scheveningen wilde brengen, op gevaar af van in het water waaien op de Badhuiskade. Het was een benauwende tocht, en een ware blijdschap toen wij weer thuis waren. Dat arme Haagsche Bosch! Het is een vreeselijke aanblik, iets dat je zoo machtig aangrijpt, die prachtige eeuwenoude boomen daar zoo vernield te zien liggen!
Wat is Uw man een heerlijk mensch, dat hij zoo goed is voor honden! Ik vind hem daarom een prachtstuk. - Ik ben blij dat: Uit Christelijke Kringen U zoo heeft geboeid. Naar ik hoop zal Zedelijkheids-Apostelen U evenzeer bevallen. Wat Uw eigen werk aangaat, neen dat begrijp ik best, dat gij daaraan niet altijd rustig kunt blijven zitten, met zoovele getrouwde-vrouw-zor-