De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGedachtenwisselingen.
| |
[pagina 219]
| |
Het groote verschil in opvatting tusschen man en vrouw ligt in het groote verschil in lichamelijke gesteldheid. Is het nobel, indien de man, deze eens zoo sappige vrucht zelf verdroogd hebbende, uitziet naar nieuw jong saprijk genot? Dan krijgt men toestanden als onder de Mahomedanen bestaan: daar hangt het slechts af van het geld van den man hoeveel vrouwen hij er op na kan houden. Vindt Ego dit zoo'n ideaal-toestand? Mijnentwege ga men er toe over! ook ik besef vaak het onbillijke, hoe menige fatsoenlijke jonge vrouw haakt naar een natuurlijke functie, onbereikbaar voor haar zoolang niet de wet haar huwelijk bezegelde, en aan den anderen kant zoo menige getrouwde vrouw vol innige sympathie voor haar man, doch zuchtende onder den druk steeds opnieuw zijn lichamelijke behoeften te moeten bevredigen, waartoe de omstandigheden haar zoo vaak ongeschikt maken. Echter betwijfel ik ten sterkste of deze terugkeer tot veelwijverij de oplossing is van dezen levensnood. Ik laat nu buiten beschouwing ziekten, die elke vrouw kunnen treffen buiten het geslachtsleven om als: tuberculose, krankzinnigheid, etc. In zulke huwelijken is inderdaad de man diep te beklagen, doch wie legde dit gezin die beproeving op? moet hij die niet aanvaarden even goed als zij? Toch zou ik in zoo'n geval indien de gezondheid van den man zou lijden onder onthouding, bevrediging in het geheim zeer vergeeflijk achten. ANTI-EGO. | |
II. Aan Ego.Het is een eenigszins gewaagde gedachtenwisseling, die heer Ego begonnen is, maar natuurlijk is zij wel. Tòch zou 't in de maatschappij, zooals zij thans nòg is (misschien zal 't later wel anders worden) wel vreemd uitzien en vooral voor de vrouwen. De grootste hinderpaal is juist dàtgene, waarover Ego zoo kalmpjes heen loopt. Hij moet ook wel in 't oog houden, dat een man anders is aangelegd dan een vrouw op dat punt; vele gehuwde vrouwen zouden dan van zelf mededingsters krijgen. Goed, nu geeft zich een vrouw aan een man, van wien ze veel houdt en als de gevolgen van die liefde voor den dag komen, wat dan? En de wet van het vaderschap enz. enz? 't Is alles heel mooi en er zouden geen zenuwzwakken enz. meer in de wereld zijn, dat geef ik u gaarne toe en moreel is 't ook, maar zal Ego dan ook zorgen voor andere maatregelen, dat 't zoo'n kindje later aan niets ontbreekt en de menschen èn 't wichtje niet met den rug worden aangekeken door de kleinzielige menschenmassa?? Want, heer Ego, geloof me, van de 100 vrouwen, die zich geven uit liefde, zullen er zeker 80 verlangen naar het resultaat van die liefde, naar een kindje van dien man. Er zijn natuurlijk ook vrouwen, die meer maîtresse, dan moeder zullen zijn, doch het meerendeel verlangt naar 't moederschap. En dáárom is de zaak, waarover Ego zoo stilletjes heenstapt, juist de belangrijkste. ODILLON. | |
III. Den Heer Joh. G. Schippérus.U schrijft in de Hollandsche Lelie van 20 Sept. j.l.: ‘De Heer P.F. Beudt doet nog een nagalm hooren op de onlangs gevoerde polemiek in dit blad over Militarisme, Koloniale politiek, zending enz.’ .... 't Spijt mij geducht te moeten mededeelen eene té groote eer en eene té groote waarde wordt toegekend aan dat, uw geschrijf. Reeds in Januari van dit jaar zond ik mijn artikel aan de Geachte Redactrice, doch door gebrek aan ruimte kon 't pas onlangs geplaatst worden.Ga naar voetnoot*) .... Gij tracht en vindt 't een genot venijn en alcohol te distilleeren uit producten die zulks niet bevatten; met zoo iemand wensch ik niet te debatteeren. Als een voorbeeld uit velen, 't volgende. Ik schreef: ‘Ik wilde betalen, goed behandelen en veel tijd geven om 't verdiende geld te verteeren (!!), doch bij onderzoek vernam ik, dat contracten met de werknemers door deze, niet nagekomen worden; dat 't Rijk den werkgevers té vele en té moeilijke verplichtingen oplegt.’ .... Achter 't woord ‘goed’ plaatst U een vraagteeken en is dit een ongepaste hatelijkheid, voor U natuurlijk niet voelbaar. Omdat ik spreek van: ‘tijd te geven om 't verdiende geld te verteeren (!!)’ zijt Ge eene halve pagina aan 't schetteren en schelden. Mijne bedoeling was en is niet krenkend. Aan de arbeiders wordt dringend aanbevolen meer ‘vrijen tijd’ te eischen. Nu is 't eene axioma dat ‘vrije tijd’ bijna altijd gepaard gaat met uitgaven die niet zouden plaats hebben gedurende de uren van arbeid. Gaat men wandelen, onwillekeurig wordt een sigaartje gerookt; flaneerende langs winkels wordt men door de uitstallingen tot koopen verleid; knutselwerk in huis vereischt grondstof; eene verre wandeling doet sterk verlangen naar een glaaske bier enz, enz., altemaal oorzaken die de beurs doen openen. Niemand heeft 't indertijd dominé Hazebroek dan ook kwalijk genomen toen Hij op den Kansel zeide: ‘Helaas, 't is maar al te waar dat de Zondag aan velen gelegenheid geeft, 't in de week verdiende geld, uittegeven’.... .... Door U wordt mijn bedoeling, met opzet, anders uitgelegd. U raaskalt over schandelijke verdachtmaking; over 't verbrassen van 't loon door arbeiders; over 't zich bedrinken en in verband hiermede over jenever!! .... In zulk gezelschap wensch ik niet te vertoeven en zij U, in gemoede, aangeraden Heer J.G.S. niet te veel te denken aan die alcoholmiddelen; zij werken suggereerend en benevelen de geestvermogens; beter is 't voor U nu en dan een glaasje broomkali met suiker te nemen. P.F. BEUDT. |
|