De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHoofdartikel
| |
[pagina 162]
| |
gemakkelijk te vinden of te zien zijnGa naar voetnoot1), en ook omdat we liefst aan het grootsche tijdperk der renaissance een model voor vrouwenschoon willen ontleenen, een model het meest nabij dat der Grieksche plastiekGa naar voetnoot2), behoeven we slechts het Raphaëlistische portret van Jeanne d'Aragon in het Louvre te Parijs, of de repliek van Léonardo da Pistoia in de galerie Doria te Rome te beschouwen, - door photo's en in gravure gereproduceerd, - om het beeld der schoonste vrouw uit haar tijd te zien en te kunnen bewonderen. Te meer kiezen wij dat portret omdat de uitnemende schoonheid van Jeanne d'Aragon, gemalin van Agostino Colonna, den geneesheer Agostino Nifo noopte om eene verhandeling over vrouwenschoonheid te schrijven, welk werk, (te Lyon in 1549 verschenen)Ga naar voetnoot3) hij opdroeg aan de vrouw, wier schoonheid hem tot het schrijven der verhandeling had geinspireerd. We willen hopen, dat Doctor Nifo een onpartijdig beschouwer en beoordeelaar is geweest; dat hij, ook tegenover Jeanne d'Aragon, zich ernstig heeft gehouden aan zijne gelofte om nooit eenige vrouw te zullen begeeren, die hij geneeskundige hulp moest bieden, en dat Guyon lastert als deze zegt in zijn ‘Diverses Leçons’ door Bayle geciteerd: ‘Je cuide qu'il fut amoureux de la princesse, attirè à son amour pour l'avoir vue, touchée, palpée sûrement en diverses parties de son corps comme les médicins font coutumièrement par le privilège que leur donne leur art et que, passionné pour acquérir ses bonnes grâces, a mis ce livre en lumière qu'il lui a dédié’. Hoe het ook zij, des Doktors uitspraken hebben waarde, en des te meer wijl we ze kunnen toetsen aan, of vergelijken met die van anderen. Doortrokken van het classicisme kan het niet anders of hij vangt zijn ‘Traité’ aan met het citeeren van Jamblichus, Homerus, Plato, Socrates, Vitruvius, Varro en de péripatéticiens, of aanhangers der leer van Aristoteles, die voor Evangelie houden, dat de volmaakte schoonheid van den mensch eenig en alleen berust op de juiste proporties der lichaamsdeelen. Dit gevoelen wordt ook gedeeld door Laurentius de Medicis, bijgenaamd il Magnifico, door Pic de la Mirandola, door Albert Dürer, en Equicala, die allen als basis der schoonheid de proporties noemen. De laatste schrijver voornamelijk brengt de schoonheid terug tot een som van meetkundige en wiskundige verhoudingen. In de vertaling van RodocanachiGa naar voetnoot1) zegt hij o.a.: ‘Le bras est au doigt dans la proportion subdupla sequialtera, c'est-à-dire deux fois et demi plus gros que le doigt, comme 5 est à 3; cinq contient deux fois deux et la moitié de deux qui est un...’ Antonio Ruscelli is een weinig duidelijker als hij verklaart, dat ‘la hauteur et la largeur d'un corps ne doit pas dépasser huit pieds ni être inférieure à quatre, que le visage doit avoir une longueur égale à trois fois celle du nez, que la bouche doit être égale aux deux demi-cercles des oreilles ou à ceux des sourcils; quand la bouche est ouverte, il faut que l'espace laissé entre les dents du haut et celles du bas soit égal à la première phalange du médium...’ of, zooals Paul RicherGa naar voetnoot2), in onzen tijd, het duidelijker uitdrukt: ‘la longueur du nez doit être égale à celle des lèvres, les lèvres doivent être égales aux oreilles; les deux yeux réunis, égaux à la bouche; la hauteur du corps doit être égale à huit fois celle de la tête’. Eigenaardig is des doctors leer omtrent het samenstel der schoonheid. Hij zegt: ‘elle se compose de cinq eléments correspondants aux cinq sens, à savoir la Forme, l'Harmonie, la Suavité, la Douceur et la Mollesse.’ Na al deze regels vastgesteld te hebben beschrijft hij met al de vrijmoedigheid den doktoren veroorloofd, of ten minste dikwerf mogelijk, de bijzonderheden der schoonheid van Jeanne d'Aragon, en slaat daarbij niet eene enkele over. In de vertaling van den meergenoemden Rodocanachi, durven we iets er van mededeelen. ‘Sa stature est moyenne, et la proportion de ses membres admirable: elle n'est ni osseuse ni maigre mais succulente, elle n'est point pâle mais sa carnation tire vers le rouge et le blanc, ses cheveux sont assez longs et dorés, ses oreilles sont petites, ron- | |
[pagina 163]
| |
des, de même grandeur que la bouche, ses sourcils, dont les poils sont courts, et qui ne sont point touffus, ont la forme d'un arc de cercle, ses paupières sont colorées de noir et les cils en sont peu fournis, le nez est perpendiculaire, la bouche mignonne, les dents sont petites, bríllantes, ivoirines et bien rangées, le menton est coupé d'une fossette, la poitrine est ample, aucun os n'y parait; la main est grassouillette, blanche à l'extérieur, d'ivoire à l'intérieur, les doigts sont ronds et longs, ornés d'ongles fins, convexes, d'une couleur suave. La poitrine a la forme d'une poire renversée mais un peu aplatie, dont le cône inférieur est étroit et rond et la base large se rattache au cou par d'admirables lignes. Les hanches sont amples et arrondies, la cuisse est par rapport au tibia et le tibia par rapport au bras dans le rapport du sixième comme il convient, les épaules sont également de justes proportions; les pieds, de longueur convenable se terminent par des doigts admirablement rangés’. Omtrent de kleuren der lichaamsdeelen worden we niet ingelicht. Daaromtrent geeft Betussi ons kondschap: ‘Les cheveux soient blonds et frisès, les yeux noirs, gais et brillants, les joues blanches, point trop saillantes, les lèvres rosées, les dents de nacre; le front soit haut, la poitrine bombée, la main blanche; les épaules soient larges, les doigts effilés et droits, les ongles de corail.’ Zwart, bruin, blond van haar; ziedaar het open vraagstuk. Veelal zit de kleur van het haar in het ras; afwijkingen komen vooral door het kruisen der rassen. Daarom kan elke kleur hare bekoorlijkheid geven. Dit is zeker, dat vele schrijvers het zwart ter zijde stellen voor blond en bruin, hoewel Francesco Colonna zwart haar toeschrijft aan de koningin Eleuthérilide: ‘Ses cheveux très noirs, plus lustré que l'ambre de l'Inde, descendaient, en un beau désordre, tout ondulés sur ses tempes blanches comme neige qu'ils recouvraient. A partir de l'occiput, cette abondante chevelure étaìt séparée en deux nattes compactes, réunies une de ci, l'autre de là, et qui passaient au-dessus de ses petites oreilles qu'elles ombrageaient.’ Eindigen we deze haarkleurbeschouwing, als onderdeel van het vrouwelijk schoon met een pikant dichterlijk woord, waarin het bruin wordt hooggehouden. ‘La Brunettina’.
... ne porte ni guipures
Ni-coiffes ni gorgières
Comme les grandes dames.
Ma douce brunette
Elle semble une fleur d'épine
Au printemps
Ses deux mignonnes mamelles
Semblent deux fraîches roses
De Mai.
Er bestaan tal van formules voor het vrouwelijk schoon. Daarbij gingen ze bij de tel. Men begon met zeven detail-schoonheden; toen kwam men op negen. Daarna werd een getal van achttien geeischt, en ten slotte dertig, ja zelfs drie-en-dertig, welke in elf maal drie rubrieken waren ingedeeld; ‘lunghe, corte, larghe, strette, grosse, suttili, tonde, piccole, bianche, rosse, negre’. Dergelijke classificaties gaven niet alleen aanleiding tot ‘badinages’ en ‘équivoques’, maar het doel werd voorbij gezien, en de eigenlijke eischen der schoonheid vergeten, terwille van pikante beschrijvingen.Ga naar voetnoot1) Indien wij ten slotte uitspraak moeten doen zouden we ons willen scharen aan de zijde van Angelo Firenzuola (1493-1545), die zegt: ‘La beauté est une sorte de concorde, d'harmonie secrête résultant de la composition, union et combinaison des membres, de leurs proportions, et de leur adaptation à leur fin.’ Hij was een kenner bij uitnemendheid. Ongeveer 1540 gaf hij een serie van conférences over het vrouwelijk schoon, en liet achtereenvolgens alle deelen van het vrouwelijk lichaam de revue passeeren, en legde uit aan welke eischen zij moesten voldoen om werkelijk schoon te heeten. Het Italiaansche boek is gedrukt, en in het Fransch vertaald, uitgegeven door J. Pallet te Parijs in 1578. We zouden wel lust hebben eene analyse te geven van het Discours van Firenzuola, maar wijl de conférences uitsluitend voor dames zijn gehouden en eene der hoorderessen als model werd uitgenoodigd, en op haar werd geëxperimenteerd, durven we de onthullingen van het vrouwenschoon niet verder voortzetten. Gelukkig geven levendigheid, geestigheid en intelligentie veelal overwicht, indien de plastiek te kort schiet. Zachtheid, beminnelijkheid en andere dergelijke hoedanigheden hebben niet minder hare bekoring. A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. |
|