De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
Ik heb vermoed, gevoeld ze in het leven
Van menigeen,
Die lachte... lachte of het hart zou breken
En vroolijk scheen.
O bittre tranen, die de ziel doet weenen
Vol scherp venijn.
Verstijvend kille, hard bevroren tranen,
Wat doet ge' een pijn.
Als ik u voel in eenzaam droeve harten,
Die stille zijn,
Dan bid ik, smeek ik met mijn gansche ziele:
Om zonneschijn.
Om zonneschijn, die 't koude ijs doet smelten,
Met wond're kracht,
Om liefde, stille, groote, sterke liefde,
Heel teer en zacht.
Om liefde, die in teer en rijk begrijpen
Vertroost altijd,
Er zwijgend - o geen woorden, die niets zeggen -
Slechts médelijdt.
Om liefd' en zonneschijn, die 't ijs ontdooiën
In wintertijd,
Die warmte geven, licht en lente-leven
In eeuwigheid.
J. VAN REES-VAN NAUTA LEMKE.
|
|