II. Een herinnering.
In de courant las ik het, terwijl ik zelve hier ziek ben in Nauheim, de dood van Jeanne Spree - Mönch, de actrice, die ik mij nog zoo goed herinner uit hare verschillende rollen in Amsterdam, in den Schouwburg Stoel en Spree, waarheen ik tijdens mijn redactrice-schap aan de Telegraaf ook dikwijls heen moest. Hoeveel flauwe onbeduidende kinderachtige slecht-gespeelde, en, wat het ergst van alles is, gemeene en vuile stukken heb ik in dat jaar in Amsterdam niet moeten zien spelen in de verschillende Schouwburgen! En hoe gedistingueerd, hoe wezenlijk begaafd, trof mij, te midden van zooveel middelmatigheid, altijd het spel van Jeanne Spree; hetzij zij optrad als de tragische Maria Stuart, hetzij zij een vroolijker rol had te vervullen van minder voornamen aard, altijd was haar spel beschaafd, was haar kleeding goed gekozen, zonder dwazen schijnopschik, deed zij U in één woord weldadig aan, als 'n actrice die zich niet verlaagde, maar integendeel haar kunst en daardoor zich zelve hoog hield.
Nu is zij, jong nog, na veel lijden bezweken. Ik heb dat gelezen in de courant, want ik heb Jeanne Spree, na mijn bedanken voor de Telegraaf-redactie, niet meer gezien noch van haar gehoord. Maar toen ik het las, toen kreeg ik de tranen in de oogen van 'n