De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGedachtenwisselingen.Spirit(ual)isme en Evolutie.Naar aanleiding van het artikel in de Hollandsche Lelie van 17 Mei l.l. van den heer G.A. Römer te Apeldoorn over het ‘Spirit(ual)isme’, waarin deze spreekt over zijne evolutie en de nog te maken evolutie door Mevr. J. van Reesvan Nauta Lemke in verband met hare artikelen over het spiritisme in de Hollandsche Lelie, gevoel ik mij, als voorstander der spiritische beweging, gedrongen eenige plaatsruimte te vragen voor volgende beknopte opmerkingen. Had de heer Römer het spiritisme bestreden door op objectieve wijze, met feiten gestaafd, de gevaren van het spiritisch onderzoek aan te toonen, en daardoor te betoogen dat het spiritisme een wetenschap is, die men proefondervindelijk niet behoort te onderzoeken, vóór men door uitgebreide literatuur-Kennis zich voldoende op de licht- en schaduwzijden van dit onderzoek op de hoogte gesteld heeft, ik zou gezwegen hebben, daar zulk een artikel nut kan stichten en dergelijke bestrijding de spiritische beweging niet dan ten goede kan komen. Maar zoo als het daar ligt mist het elke opbouwende strekking en brengt allicht sommige lezers der H.L. in verwarring. Daarom, ter wille der waarheid, en ook ter wille der niet-deskundige lezers der H.L., volgende bemerkingen. Een oordeel uit te spreken over de evolutie van Mevr. J. van Rees of van den heer G.A. Römer ligt boven mijn bevoegdheid. Mevr. van Rees staat daarvoor te hoog in mijne achting en wat de heer Römer betreft, is zulks geheel overbodig; diens evolutie in waarheidszin en in streven naar juiste voorstellingen is voldoende in zijn artikel uitgedrukt in verband met volgende aanteekeningen. De seance met den heer Shepard, het muzikaal medium, bedoeld op blz. 740 der H.L. had plaats in de woning van den heer Römer op 28 Januari 1894. De heer Römer gelieft in zijn artikel te schrijven (blz. 740, regel 19 van boven, 1e kolom): ‘Aldus geschiedde. Shepard kwam vergezeld van zijn secretaris en op den vastgestelden avond postte deze zich voor mijn deur en hief van elken binnentredende een entrée van f 5.-. Er waren er wel 30, en daaronder dezulken, die het op hun vleesch en boter moesten uitzuinigen. Die armen hadden diep in den zak getast om deze openbaring van de overzijde te mogen ontvangen.’ Van deze zitting gaf de heer F.W.H. van Straaten te Apeldoorn, redacteur van het Spiritistisch Weekblad in het nummer van 3 Februari 1894 een verslag, dat met de volgende woorden aanving: ‘Muziekale seance te Apeldoorn. Zondag den 28sten dezer (Januari) ten 8 ure, verzamelden zich ten huize van een (de heer Römer) onzer vrienden alhier, dertienGa naar voetnoot1) heeren en dames, waaronder de heer Göbel uit Utrecht en de heer Hogeweg uit Arnhem, wij zelven en de heer W. van Enst, uitgever van ons blad, om een muzikale seance van den heer Jesse Shepard bij te wonen.’ Dat de heer Römer dertien veranderd heeft in dertig is mogelijk daaraan te wijten, dat hij in den loop der jaren den tel kwijt geraakt is, mogelijk ook om goed uit te laten komen, dat het genoemd medium voornamelijk om geldgewin te doen was. Het is anders nogal een verschil: 5 × 13 of 5 × 30 Gld. Zijne waardeering van Shepard's praestaties blijve ongerept, daarover loopen de meeningen ver uiteen, ook onder de spiritisten. De vergissing om Mevrouw la Malibran te benoemen als Madelle Albani acht ik van ondergeschikt belang, al getuigt dit niet van accuratesse. Het noemen der groote componisten als voortbrengers der muzikale voordracht heb ik altijd afgekeurd. Ik kan zelfs getuigen, dat voor velen die muziek niet aan de hoog gespannen verwachting voldeed, ja, zelfs voor anderen daarin geen grond te vinden was om aan een buitenmenschelijken oorsprong te denken. Anders is dit voor hen, die een z.g. harpséance hebben bijgewoond, zooals wij er vier hebben meegemaakt, de eerste in Apeldoorn in 1894, de tweede in mijn vorige woning te Utrecht in den zomer van 1896, de derde in mijn tegenwoordige woning aan de Bilt 4 Maart 1906 en de vierde in hetzelfde jaar te 's-Gravenhage. De tweede was de meest succesvolle en schoonste. Omtrent die harp-zittingen waagt de heer Römer het volgende te publiceeren en met zijn handteekening te bekrachtigen (blz. 740 2e kolom), waarvan het tusschen haakjes geplaatste van mij is: ‘Shepard en zijn secretaris waren als gasten opgenomen bij een mijner vrienden (den Heer F.W.H. v. Straaten). Begrijpelijk dat ik dien vaker dan anders bezocht, waardoor ik Shepard meer dan eens te hooren kreeg. (Dat kon onmogelijk veel malen geweest zijn, want op 1 Februari gaf Shepard reeds een zitting te Arnhem.Ga naar voetnoot1) Op een avond dat ik weder kwam, betuigde mijn vriend zijn spijt, dat ik den vorigen avond weggebleven was. Er was een uitgelezen gezelschap bijeen geweest en Shepard had het oogenblik gunstig geacht om een zijner wonderbaarlijkste praestaties te vertoonen. Aldus: het gezelschap met den secretaris incluis moest zich in een kring scharen, zittende op stoelen, de hand van den eene in de hand van den andere. Op de piano werd een 4snarige lier gelegd. (Volkomen onjuist. Van die lier of harp is een afbeelding te vinden in het Toekomstig leven van 1906, blz. 177. Zij is 65 cM. hoog, 35 cM. breed, 1250 gram zwaar en heeft 21 snaren, waarvan één defect is. Deze onjuistheid is misschien daaraan | |
[pagina 10]
| |
toe te schrijven. doordat de heer Römer dit van hooren zeggen heeft en zijn tel-geheugen niet bijster correct is. Het blijft toch wel eigenaardig dat hij in het eerste geval vergroot door van 13 dertig te maken en in het tweede geval verkleint door voor 21 vier te schrijven en beide onjuistheden in het nadeel schijnen te zijn van het spiritisme.) De lichten werden uitgedraaid en Shepard zette zich vóór de piano. Toen deze speelde met beide handen, tokkelde de lier mede en al tokkelend richtte zij zich op, op de piano, verhief zich in de lucht en doorkruiste de kamer, in de breedte, lengte en hoogte. Zelfs verwijlde zij, al steeds tokkelend, nu eens op den schouder van dezen, dan weder op de knie van genen. Verscheidene avonden achtereen bezocht ik weder mijn vriend; er gebeurde niets. Een avond sloeg ik over en waarlijk daar werd weder hetzelfde lierenspel gegeven. Twee dagen later waren de gasten vertrokken.’ Door het laatste wordt het vermoeden gewekt, dat het zweven en bespelen der harp slechts in de verbeelding van den verhaler bestond of opzettelijke overdrijving plaats vond. Ik zelf woonde die laatste zitting, die harp-seance op Zondagavond 8 April 1894 in den familiekring, bij. Het was de laatste avond die Shepard in Nederland doorbracht. Shepard was nu 10 weken in Nederland geweest, waarvan hij 6 weken in den Haag zittingen gaf, twee weken bij mij in Utrecht verbleef, een week in Arnhem doorbracht en de eerste 4 en de laatste 3 dagen van zijn verblijf in Apeldoorn doorbracht. De lezer kan nu zelf oordeelen in hoeverre de heer Römer's fantasievoorstellingen met de waarheid overeenkomen. Wat het gewekte vermoeden van hallucinatie of inbeelding betreft, vermeld ik hier, dat op een dergelijke spontane harpseance te mijnen huize in Utrecht in het jaar 1896, mijn sceptisch gezinde echtgenoote buiten de kamer stond en daar hetzelfde hoorde, wat wij binnen geboord hadden. De literatuur-kennis van den heer Römer over het spiritisme dateert van voor 20 jaar en culmineert in zijne op kranten-berichten gegronde uitspraken, dat ‘de gebroeders DavenportGa naar voetnoot1) en Eusapia PaladinoGa naar voetnoot2) ontmaskerd zijn’, en ‘dat Shepard een der levende grondzuilen van het spiritisme is.’ (blz. 741). Van hetgeen in de laatste 30 jaren is geschied en wat door wetenschappelijke mannen en Genootschappen op dit terrein reeds is bereikt schijnt aan de evolutie van den heer Römer ontgaan te zijn. Erger dan deze schromelijke onkunde is de bewering zonder eenigen grond dat ‘Shepard zich wijselijk onthoudt van geestelijk-physische manifestaties, tenzij bij hooge uitzondering en bij absolute zekerheid, dat hij geen argwaan tegenover zich heeft.’ En dit te meer, omdat van dergelijke beschuldigingen, die den grens van den laster naderen, altijd iets blijft hangen, vooral van iemand, die zoo hoog opgeeft van zijn evolutie. De bespottelijke voorstelling, die een zeker lezer te Apeldoorn (N.B. den oudsten zoon van Römer's vriend van Straaten) ten deel valt op blz. 743, en waar hij een fantasievoorstelling geeft van een schilderseance met het medium Duguid en de schilderstukjes door zijn vriend van Straaten te Glasgow onder test condities verkregen, als van onbeteekenende waarde voorstelt en verdere wijsheden geëvolueerd in bedoeld artikel laten we hier rusten. Alleen wil ik besluiten met de mededeeling, dat wij bereid zijn, aan die lezers, welke iets meer omtrent die schilderstukjes willen weten, ter lezing toe te zenden No. 8 van 1907 van het Toek. Leven, waarin een afdruk in zwart van een dier stukjes voorkomt, en aan hen die met de beschrijving van een harpseance kennis willen maken, zoo als die in het Toek. Leven van 1906 voorkomt, dat wij ook die gaarne ter lezing willen toezenden. J.S. GÖBEL. De Bilt, 19 Mei 1911. | |
II.Zie Lelie No. 47 van den vorigen jaargang. Aan Mej. S.! Volgens mijn meening is louter vriendschap van een dame en een heer, zonder dat daar inniger genegenheid uit voortkomt, wel mogelijk voor een korten tijd, maar ik geloof niet dat enkel vriendschap op den duur bevrediging kan geven, immers u wilde, over alles, over vreugde, teleurstelling, droefheid enz. met elkander spreken, dan moet men toch medegevoel met de vreugde, en medelijden met teleurstelling en droefheid van elkander gaan gevoelen, me dunkt dat er dan maar een stap tot de liefde noodig is, met den wensch om zoodoende den een den ander meer te kunnen steunen. Ook zou het kunnen voorkomen dat men niet genoeg voor elkander gevoelde, om tot een hechter verbintenis te geraken, maar dat zoodanige vriendschap u beiden, of een van u geen voldoening meer gaf en uw vriend kwam u op zekeren dag vertellen dat hij ging trouwen, natuurlijk met een andere dame, dan zou dat toch voor u een vreemde toestand worden, want u als dame hebt dunkt me niet veel kans op een huwelijksaanzoek. Juist om deze vriendschap, omdat een ander niet kan weten hoe of uw verhouding tot uw vriend is. Dus Mej. S. als ik u was zou ik mij nog wel eens bedenken voordat ik zulk een vriendschap begon. JOHANNA. |
|