- Ik-ook was al zestien jaar toen ik mazelen kreeg, en daar de dokter, sinds ik op mijn zesde jaar buitengewoon hevig roodvonk had gehad, mijn moeder steeds had vertroost met de verzekering: andere besmettelijke ziekten krijgt ze nu niet meer daardoor, was de onaangename verrassing dubbel groot. Ik heb, zooals gij weet, naderhand ook nog typhus gehad, èn diphteritis, èn gewrichtsrhumatiek, dus, die profetie, dat ik nu voor verdere hevige ziekten was gevrijwaard, is niet bepaald uitgekomen.
Dank voor de sympathie met ‘Zoo moet het gaan (zie Lelie van 31 Mei). - Op Uw vraag of ik mij hier ‘amuseer’ hebt gij uit Correspondenties aan anderen nu reeds lang antwoord ontvangen. Toen ik hierheen ging dacht ik mij te zullen amuseeren, maar ik mag niets doen, en ben nu al bijna een week liggende weer.
Ach, en lieve Odillon nu komt gij ook, evenals Mela, en vraagt naar Uw werk. Heb nog een beetje geduld. Ik zal het zoo spoedig mogelijk opzoeken, en ter drukkerij zenden. Over ‘De Kapelaan van Liestermonde’ schreef Jos: van Veen, de ex-priester, vóór eenigen tijd in de Lelie. Herinnert gij 't U niet?
Hoe ik over de Koninginne-week in Amsterdam denk hebt gij in de vorige Lelie kunnen lezen. Ik-zelve heb echter dat ‘genoegen’ ook meegemaakt, tijdens mijn Telegraaf-jaar. Trouwens, in den Haag is het geen zier beter in het Noordeinde. Bah, ik vind het volk dan altijd zoo slavenziel-achtig! En de grootheid waarin de agenten zich dan voelen!! Hartelijk gegroet.
1813. - Vergeef mij dat gij de vorige week zijt overgebleven. Ik krijg zooveel standjes van mijn dokter dat ik werk; maar ik heb hem uitgelegd dat het moet. Hartelijk dank voor Uw uiting met: ‘Zoo moet het gaan’ (zie Lelie van 31 Mei). Ik ken die uitdrukking: ‘hooge oome’ (‘grosses Tier,’ zeggen de duitschers) ook héél goed.
Mij laat het vliegen óók heel koud, en, zooals gij gezien zult hebben, het er naar gaan kijken wordt hoe langer hoe meer een wezenlijk gevaar voor het publiek. En iedereen begint het er over eens te worden, dat het veel meer is 'n sport, 'n circus-toer, dan 'n wetenschappelijk iets, omdat ook bij de bekwaamste aviators nog steeds veel te veel afhangt van het toeval.
Uit de andere correspondenties hebt gij reeds gelezen hoe ik het maak in Nauheim. Ik ben te overmoedig geweest, verleden jaar door niet te gaan; ik zie nu wel in dat ik te véél vertrouwde op mijn beterschap en dat ik altijd een voorzichtig leventje zal moeten leiden.
Dank ook voor Uw uiting met Parade gedachten en nog wat, (zie Lelie van 24 Mei). Inderdaad, de angst van Duitschers voor honden is belachelijk; een Engelschman is bijna nooit bang, een Franschman zelden, een Zwitser en een Duitscher echter munten uit in laffe hondenvrees.
Van dat door U beschreven auto-ongeluk las ik niets. Ik vind die oproeping, om er tegen te getuigen, flink.
Als gij eerst in Augustus op Scheveningen komt, dan zien we elkaar stellig wel, vooral als gij zoo in mijn buurt komt wonen ook nog. Hartelijk gegroet.
A.V. - Ik vind de gedachten van Uw schetsje hier en daar heel gevoelig, maar het slot is er geen; gij hebt niet geweten hoe Uw idee uit te werken, daardoor is het een onvoltooid, nietszeggend soort van sprookje, om dien reden tot den druk nog niet geschikt.
Moed. - Uw briefje aan den uitgever zond hij mij dóór. Ik zal trachten er aan te denken. Wat Uw brief aan mij aangaat, ik ben het met U eens omtrent die vertaling. Ik vind met U de twee laatste de meest interesante stukjes en 't allerlaatste stukje beviel mij 't best. Ik zal de andere in het oorspronkelijke nazien. Gij vindt zeker goed dat ik deze vertalingen plaats als feuilleton, daar ze anders te lang moeten wachten op opname? Lieve Moed, wat nu komt in Uw brief vind ik zóó verschrikkelijk, dat ik er U, zoodra ik eenigzins kan, particulier op wil antwoorden. Is het leven niet afschuwelijk wreed? Ik moest er den heelen dag aan denken. Ik wil U dan meteen ook particulier antwoorden op Uw zoo ware opmerking over de tactloosheid van sommige menschen inzake leelijkheid en misdeeldheid. Ik kan, wat ik daaromtrent bedoel, niet hier meedeelen, maar elk Uwer woorden is zoo wáár gevoeld; de meeste menschen zijn zoo akelig harteloos op dat punt. En juist die zelf leelijk zijn kunnen nog brutaal-grof doen ook in die dingen. Ik heb ook wel eens gedacht of gij niet in een plaats waar veel hollanders zijn een pension durft beginnen? Hier in Nauheim is een villa waar volgens de Kurliste het vol zit van Hollanders. Hebt gij véél kennissen? En invloedrijke menschen die U zouden willen aanbevelen eventueel? Wat denkt gij daarvan? In een badplaats als Nauheim zoudt gij 's winters vrij zijn. Gij kunt ook over de Riviera denken. Maar, twee dingen zijn beslist nóódig: relaties én een beetje kapitaal.
Wie weet of ik U nog niet eens kom opzoeken. Ik heb nog zoeveel reisplannetjes in mijn hoofd in ons land. En, o, wat voelde ik U weer na in die drie dingen waaraan gij niet kunt wennen; speciaal in de twee eerste. Op het derde punt is goedkoop en goed nog wel te vereenigen soms. Maar o op die andere twee voel ik precies zoo. En ik heb, evenals gij, juist op die punten zooveel onuitstaanbare medoogenloosheid ondervonden, omdat ik immers geen geld meer had! Dat ik buitengewoon rijk en verwend was grootgebracht kwam er niet op aan in de oogen van sommige mijner rijkste familieleden. Ik moest voortaan voelen en denken als 'n burgermeisje, en, zij, die 't geld nog wèl hadden, zij allen hadden 't recht zich aristocraten te voelen en zoo hoogmoedig mogelijk te doen.
Van dien assistent heb ik niet gelezen, en ik begrijp niet goed hoe die moord de schuld kan zijn van de orthodoxen? Waarschijnlijk komt dat, omdat ik niet zoo op de hoogte ben van die zaak als gij. - Wij hebben hier gloeihitte gehad, maar die is nu omgeslagen in kouder weer.
De gedichtjes die gij zondt nam ik beide aan. Het vertaalde fransche, ofschoon ik-zelve er niet naar doe noch wil doen, want ik ben 't er niet mee eens, vind ik toch bijzonder mooi. - Wat dat rijmlooze vers aangaat, ik denk dat het U veel gemakkelijker zal vallen U daaraan te houden in de vertaling, dan er zelf berijmde poezie van te maken. Echter, hier is geen questie van moeten, maar alleen van wat het best wordt