De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBericht.Wegens den Goeden Vrijdag en de Paaschdagen moest dit nommer veel vroeger gereed zijn dan anders, zoodat ik de correspondentie niet verder heb kunnen afdoen dan tot hiertoe. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
Correspondentie van de redactie met de abonnésDe redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus met verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden. Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden. Alle Brieven moeten, om in de d.a.v. week omgaand te kunnen worden beantwoord, uiterlijk Zaterdag-ochtend in mijn bezit zijn. Redactrice. P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
Esperanza. - Wacht, wat die belofte betreft, nog eenige dagen. Ik heb het nu zóó volhandig. - O ja, ik ook zou graag Carnegie zijn. Om te beginnen zou ik mij dan het lot kunnen aantrekken van al de verlaten en zwervende honden en katten, en van de mishandelde arme paarden. En dan. - En dan. - Ik word toch nooit Carnegie, dus ik zal mij maar niet verdiepen in alles wat ik met zijn rijkdommen zou willen doen. - Uw voorstel is heel aanlokkelijk. Ik ben géén vormen-mensch. Hetgeen heel iets anders is dan slechte-manieren te hebben. Die kunnen mij wèl hinderen. - Ja, ik-ook zit graag in Parijs vóór een café, om op mijn gemak de drukte te laten voorbij-krioelen. 't Café de la Paix lag nu al zoo lekker in het zonnetje, nu wij er waren dezen keer. Op Scheveningen zit ik zoo óók graag, vooral als we 't geluk hebben van mooie avonden. Helaas, hoe weinige! - Ja, dat is een eigenaardig iets nietwaar, dat wij bij een ongeluk, dat ver van ons af geschiedt, soms zoo weinig stilstaan, net alsof het dáárom minder verschrikkelijk is in onze oogen. Dank voor Uw wenschen aangaande de zoenen van Benjamin en Frits. De eerste is nóóit uitgezoend; de laatste kan het niet zoo lang achtereen volhouden als hij wil; maar met dat al heeft Benjamin het oorspronkelijk van hèm geleerd. Aan Frits namelijk leerden we, toen hij nog alleen met ons was: Geef eens een zoentje. En dan sprong hij dadelijk op schoot, en deed het. Toen Benjamin kwam zag hij hem dat kunstje gauw af, maar één zoentje vindt hij lang niet voldoende. Hij gaat maar dóór tot in het oneindige. - Dank hartelijk voor de briefkaarten.
Mevr: van de W. te D. - Ik weet heusch niet wèlke van de aardige kaarten ik het leukst vind. Wij beiden waren er over uit, zoo lekker als die hondjes er zitten. Maar de groote met het kleintje is toch nog, geloof ik, degene die mij 't allerbest bevalt. Ik beweer dat het kleintje lijkt op Benjamin, toen ook hij nog zoo heel jong was. Mijn vriendin vindt het niet. Maar ik vind het net zoo'n eigenwijs diertje als Benjamin toen óók al was. Hartelijk dank.Ga naar voetnoot*)
A.K. Nijmegen. - Ik vooronderstel uit het onvolledig adres van Uw brief aan mij, en uit Uw vragen in Uw brief, dat gij noch abonnée noch medelezeres zijt van de Holl: Lelie. Dan hebt gij het aan U-zelf te wijten, indien mijn antwoord niet onder Uw oogen komt, daar ik niet particulier antwoord. 1. Uw bijdragen zijn veel te onbeduidend voor opname. 2. Natuurlijk kan ik niet vooruit weten welke ‘andere onderwerpen’ gij zoudt willen behandelen, veel minder nog of die ter opname geschikt zouden zijn; deze vraag van U is dus veel te vaag gesteld. 3. Als ik iets aanneem, van welken aard ook, wordt het gehonoreerd, en per drie maanden betaald, door den uitgever; ik neem echter van eerstbeginnende onbekenden, als gij zijt, indien zij blijkbaar in geen enkele relatie staan tot het blad, voorloopig niets aan, uit plaatsgebrek. - 4. Ik neem het U niets kwalijk dat gij U tot mij hebt gewend, maar ik moet mij, bij het beantwoorden, houden aan de vastgestelde regels, die gij elke week in de Lelie kunt lezen. Gé. - Ik heb altijd veel sympathie voor U gevoeld om Uw kattenliefde, maar, sinds gij zoo schrijft over Uw hondje als gij het doet, heb ik U gansch en al in mijn hart gesloten, want elk Uwer woorden bewijst dat gij het diertje liefhebt, het navoelt, het begrijpt, het in zijn ondeugendheden kunt verstáán. - Ik heb eens zulk een hekel gekregen aan iemand - die later ook afdoend bewees een valsch, gemeen, slecht karakter te hebben - om haar volstrekt niet-kunnen-navoelen het aardige van 'n ondeugendheidje van Frits. Het was in Amsterdam. Ik had een groot stuk chocolade op mijn schrijf bureau liggen, en wilde dit opbergen vóór ik uitging, om mijn vriendin, | |
[pagina 688]
| |
die ik ergens zou ontmoeten, te gaan volgen. Het stuk chocolade was echter nergens te vinden. Toevallig kwam ik ten slotte in de andere kamer, en zie, daar zat Fritsje (die zijn heele leven lang een kleine dief is geweest van lekkernijen), en had het groote stuk - te groot dan dat hij het zelfs vermocht te bemeesteren - vóór zich in zijn mandje liggen. Terwijl ik druk zat te werken, had hij het blijkbaar van mijn schrijfbureau weggehaald, en daar veilig opgeborgen, en, nu hij mij zoo ineens zag binnenkomen, vielen zijn groote bruine oogen haast uit zijn kopje van schrik. Het was zoo komiek dat ik hartelijk moest lachen, en het voorval, als een recht leuk grapje, vertelde aan de zieke, bij wie ik mijn vriendin moest gaan terugvinden. Nu, daar zat nog iemand anders ook, die ik goed kende, en die deed een vinnigen uitval: ‘Ik zou woedend zijn. Zoo'n ellendige hond, om je de dingen van de tafel weg te durven halen! Een duur stuk chocolade!’ - Om de tegenwoordigheid der zieke zeide ik niet veel, maar later, onder vier oogen, waren mijn vriendin en ik er beide over uit, dat die vrouw geen aangenaam noch beminnelijk karakter kon hebben, alleen een van louter egoïsme en nuchterheid. En zoo is het ook precies uitgekomen later. - Aan dat voorval dacht ik terug, toen gij het wangedrag van Uwen kleinen honden-misdadiger zoo leuk beschreeft. - Zulke ondeugendheden zijn juist zoo in-aardig. O, ik ben zóó blij met zulk een brief als deze van U. En ik vind Uw jongen een schat, dat hij zoo houdt van dieren. Kinderen, die slecht zijn voor dieren, kunnen later geen goede menschen wezen, dat staat bij mij vast. Ik zal het boek voor U klaar leggen, maar ik kan U in geen geval ontvangen, zelfs al ben ik thuis, want wij zijn verhuizende, en het is daardoor onmogelijk wiè ook thans nog te ontvangen. Wij blijven op Scheveningen wonen, maar gaan een grootere, voor den winter meer geschikte woning betrekken. Mijn adres geef ik nog op in de Lelie natuurlijk. Echter ga ik van uit deze woning eerst naar bad Nauheim. Wij zitten dus nu in een ongezelligen toestand. Ik moet nog even op Uw hondje terugkomen, om U te vertellen, dat het mijn vader net zoo ging als U. Hij-ook verbaasde zich altijd oprecht, als iemand onzen Jip ‘zoo leelijk’ vond. Ik geloof, het deed hem bepaald pijn. En hij was dan ook zóó trotsch op Jips voornaamste en door iedereen erkend sieraad, diens mooien pluimstaart. Overigens begrijp ik nooit wáár het toe dient een honden- of katten-eigenaar rondweg in zijn gezicht te zeggen, dat men zijn lieveling ‘zoo leelijk’ vindt. Mij komt dat altijd voor als een bewijs van gebrek aan fijn-gevoel en aan takt. - Benjamin-ook doet dat net zoo als Uw hond, dat zijn kopje op je knie leggen, en je dan zoo doodstil-vragend aankijken; dan heeft hij in zijn anders zoo van ondeugendheid tintelende oogen plotseling een zoo weemoedig-teedere uitdrukking, van oneindig je liefhebben; je als het ware danken dat hij je heeft ontmoet.
K. (Nickerie.) - Mijn beste heer, indien gij U ‘ergert’ aan de Lelie, waarom leest gij haar dan ‘geregeld’? Als ik U was zou ik dat heusch niet doen; ik bedoel, ik zou haar dan voortaan niet lezen. Dat is wezenlijk voor Uw gezondheid het beste; vooral in zoo'n heet klimaat moet men zich niet ‘ergeren.’ - Want, wat mij betreft, ik kan U wèl verzekeren, dat ik Uw ‘ergernis’ er niet zal uitlaten om Uwentwille. Ik zal namelijk precies als altijd blijven zeggen wat ik vind of denk, zoowel over de Roomschen, als over de honden, ongeacht Uw ‘ergernis.’ Beterschap daarmee.
J.G. van der H. - Uw gedichtjes kan ik tot mijn leedwezen niet plaatsen. Ik vind den man de eer niet eens waard van aldus tégen hem te dichten. Zij zijn vernietigd.
Ogtrud. - Ik weet eigenlijk niet wat ik U moet antwoorden op Uw brief, omdat ik nu vóór alles moet afwachten hoe het verder met U zal afloopen. Gij zijt nu in zulk een overgangs-toestand, en dat zoo plotseling, dat ik begrijp hoe ik niet anders kan doen dan wachten, en hoe op dit oogenblik mijn raad of mijn meening tot niets zou leiden, omdat gij reeds hebt gehandeld. Een ding begrijp ik niet heel goed uit Uw brief, namelijk hoe gij daar, in die plaats, zijt aangeland? Uw brief kon ik maar moeilijk lezen, maar ik neem het U niets kwalijk dat gij hem zóó zondt; dat vond ik integendeel héél natuurlijk. - Ik ben zeer blij dat gij juist nu die verandering tegemoet gaat (reeds achter den rug hebt als gij deze Lelie ontvangt). Dat zal Uw gedachten geheel verfrisschen misschien. Gij ziet, ik onthoud mij op dit oogenblik, nu gij reeds handeldet, over het uitspreken eener opinie. Alleen wil ik blijven waarschuwen: Handel niet overijld. Oók in Uw menschenkennis zoudt gij U kunnen vergissen. - Zoudt gij niet zelve aan die inzendster bedanken? Indien ik Uw boodschap voor haar hier overbreng, dan verraad ik U. Een paar woorden zijn voldoende. Het zal haar stellig genoegen doen dat gij er zoo over denkt. En nu neem ik, met een bezwaard hart een beetje, van U afscheid totdat gij mij weer schrijft. Doe dat maar spoedig, want, heusch, ik ben een beetje bezwaard over Uw handelwijze. Ik kan mij Uw drang tot handelen heel goed indenken, maar ik ben zoo bang dat gij iets overijlds zult doen. Dus, vertel mij vooral alles ook verder. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
Spoed-correspondentie.Zonnehof. - Zooals gij intusschen zult hebben gezien, heb ik Uw boekje inderdaad gedurende het verhuis-opruimen gevonden, mèt het door U-zelve geschreven omslag, en U een en ander terstond dóórgestuurd. Ik kon mij ook reeds niet van mij zelve voorstellen, dat ik het had verscheurd, en daarom rekende ik, zooals ik U reeds in de corr: schreef, op de waarschijnlijkheid, dat ik het te goed had opgeborgen, en de juiste plaats had vergeten dientengevolge. Gelukkig dat het terecht is.
Meta. - Gij behoort tot de correspondenten die ik moest laten overblijven. Dank voor Uw lief laatste briefje. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. (Ongecorrigeerd geplaatst.) |