zich van-af, door vervolgens voor mijn aanbod te bedanken hem de bewuste processtukken ter lezing toe te zenden: ‘Daarvoor had hij geen tijd’ - Daarom dus, omdat er aldus met de waarheid in zake Calvijn wordt gekonkeld en geknoeid, vind ik zulk een uiteenzetting van te weinig bekende feiten, - als hier in de Nieuwe Plutarchus geschiedt, - zoo uitstekend. Want aldus bereikt men het volk, de massa, hen die nog veel te weinig afweten van die lang-verleden geschiedenis, hen voor wien de naam Servet niet anders beteekent dan het ons allen op school bijgebrachte verhaaltje, dat hij werd verbrand omdat hij andere leeringen verkondigde dan Calvijn; o zeker, een straf die in onze dagen niet meer zou zijn te verdedigen, maar die men, bedenkende het verschil van zeden, van toen met nu, niet zoo héél euvel mag duiden aan den bewerker ervan, als was hij dan ook een ‘Christen’ pur-sang! -
Neen, er is méér gebeurd met Michael Servetus dan alleen dat verbrand-worden, al was reeds dat, op zichzelf beschouwd, heel onchristelijk. In de eerste plaats is hij geheel en al wederrechtelijk gearresteerd, op zijn dóórreis in Genève, waaromtrent Calvijn-zelf uitdrukkelijk erkent: ‘Ik wil niet ontveinzen, dat hij (Servet) door mijn raad en toedoen in de gevangenis is geworpen. ...Ik beken volgaarne, en hen er zelfs prat op, dat de aanklager door mij is aangezet.’ - Bovendien echter was de hem aangedane behandeling tijdens zijn gevangenschap beneden alle critiek, zelfs in aanmerking genomen den tijd waarin Servet leefde. Men gaf namelijk den ongelukkige geen verdediger; men spijkerde de vensters zijner gevangenis toe; men liet hem in vocht omkomen. Hij-zelf schreef daaromtrent, - gelijk men woordelijk in zijn proces kan lezen - aan zijn beulen, de zóógenaamde rechters:
Ik smeek U een einde te maken aan die groote martelingen... Gij ziet wel dat Calvijn voor zijn genoegen mij hier wil laten verrotten in de gevangenis. Het ongedierte eet mij levend op, mijn ondergoed is verscheurd, en ik heb zelfs geen hemd om te verwisselen.
Kan het verfijnd-wreeder? Men spreekt steeds van de vervolgingen door de Roomsch-Katholieke Kerk in die tijden den protestanten aangedaan. Echter, waar is één voorbeeld te vinden van een dergelijke schanddaad, begaan door een Roomsch-Katholiek, dien zijn geloofsgenooten achterna verheven hebben tot den rang van voorbeeld, leidsman, afgod bijna, - gelijk dat van streng-rechtzinnige zijde nu al eeuwen achtereen met Calvijn is geschied!? - Hoor nog even wat de ongelukkige Servetus schrijft, in een anderen brief, aan zijn zoogenaamde rechters, (die echter niet anders durfden handelen dan zooals de tyran Calvijn hun beval):
‘Ik smeek U bij de liefde van Jezus Christus mij niet te weigeren wat gij geen Turk zoudt weigeren, daar ik U om recht vraag. Ik heb U belangrijke dingen te zeggen, die wel noodzakelijk zijn. Wat gij bevolen hebt, dat mij iets gegeven zoude worden om mij rein te houden, niets is geschied en ik ben ellendiger dan ooit. En bovendien, de koude plaagt mij vreeselijk tengevolge van mijn koliek en breuk, die andere dingen te weeg brengt, die ik mij schaam te schrijven. Het is een groote wreedheid dat ik geen verlof kreeg om ook maar te spreken en te voorzien in mijn nooddruft. Om de liefde Gods, heeren, geeft er bevel toe, hetzij uit medelijden, hetzij uit plichtgevoel...
Morgen brengen! Deze handlangers van den ‘grooten’ Calvijn, deze christelijke bestuurderen van de machtige stad Genève, verwaardigden zich niet zich te ontfermen over het lot van een ongelukkige, die, zelfs al ware hij de grootste misdadiger ter wereld geweest, nog verdiend had op christelijker wijze te worden behandeld dan hier geschiedde... in naam nog wel van Christus. - Zonder dat den gevangene gelegenheid was gegeven zich te verdedigen werd hij ten slotte meedoogenloos ter dood veroordeeld, en op den brandstapel verbrand, onder een afgrijselijk lijden. - Ziedaar, in korte trekken, wat ons het proces van Michael Servetus leert omtrent deze schanddaad van den grooten hervormer, wiens macht over de stad Genève zoo onbegrensd tyranisch was, dat men haar kan vergelijken bijna met die van een Nero; zoodat dan ook waarlijk Servet niet zijn éénig offer is geweest, - offer van wraakzucht over theologische haarkloverijen. Immers, Michael Servet was volstrekt niet een ongeloovige, of zelfs ook maar een onverschillige in zake de vraagstukken van bijbel en protestantisme, welke die dagen zoo geheel en al beheerschten. Integendeel, hij was evengoed een beslist aanhanger van de leer der hervorming als Calvijn, maar hij waagde het, in enkele punten, van ondergeschikt belang, te verschillen van meening met dien hoogmoedigen despoot; en hij had die punten uiteengezet in een brochure; dat alleen was voldoende om hem tot den meest-afschuwelijken martel-