De eeredienst bestaat in het offeren aan de Goden en in boetedoening. Velen trekken het land door, levende van aalmoezen. Het verwaarloozen en pijnigen van het lichaam, afstand te doen van de wereld, te leven als een kluizenaar, voor alle wereldsche zaken blind te zijn, wordt beschouwd als Gode welgevallig te zijn. Zij die de gelofte afleggen, matig en kuisch te zijn, niets hun eigendom te mogen noemen, zich aan geen aardsche banden te hechten, alleen aan God te denken, kunnen trapsgewijze opklimmen tot heiligen en worden door de bevolking hoog vereerd.
Yoyi, dat is - zegt de Bagavad Gita - bezitter te worden van wijsheid en wetenschap; die afstand heeft gedaan van al wat menschelijk is, die onverschillig, ongevoelig is voor hitte of koude, voor vermaak of smart, eer en schande, meester van zijn zinnen, alle begeerten heeft overwonnen, tevreden met zich zelve, kalm in het ongeluk, vrij van liefde, haat en toorn. Afstand van dat alles gedaan te hebben, behoeft de ziel niet weder te keeren in een aardschen tabernakel.
De Brahmaansche boetedoeners leven vaak als asceten, zonder vaste woonplaats en onderwerpen zich veeltijds aan de vreeselijkste zelfpijnigingen om alle zinnelijke aandoeningen te dooden, ook door streng vasten, om zoodoende de ziel los te maken van alle aardsche banden en tot vereeniging te geraken met den Eeuwige, Brahma.
Het Brahmaïsme is een Pantheïstische godsdienst, d.w.z. God is de Alziel die alles doortrilt en doorademt, waarvan ieder wezen een deel is.
Het Christendom is in tegenstelling met het Brahmaïsme een theritische godsdienst. Wel wordt onder Brahma verstaan, het eeuwige leven, God, zooals ook het Christendom dat verstaat, doch dit laatste onderscheidt God en het eeuwige leven, in dien zin dat God het eeuwige leven geeft en de Indiërs dat God het eeuwige leven is en het eeuwige leven God.
Dat het Brahmaïsme een pantheïstische godsdienst is zal menigeen vreemd voorkomen, daar wij gezien hebben dat er in deze godsdienst of wijsbegeerte telkens sprake is van Goden, offering enz. En daar er door de Brahmanen zelf een groot aantal goddelijke wezens worden vereerd - sommigen beweren van millioenen - heeft het er meer van dat het is een veelgodendom.
Laten wij het kort samenvatten, dat de kern van het Brahmaïsme is: Brahma de Alziel, van wien alles uitgaat en door wien alles bestaat, en tot wien alles in den tijd eenmaal zal wederkeeren. Plant en dier en mensch die allen na duizenden, millioenen jaren door den Kringloop des levens na langzame opklimming, zuivering en loutering, na incarnatie en reïncarnatie - wedervleeschwording - ééns met Brahma vereenigd worden.
Verschillende stroomingen en richtingen hebben zich uit deze philosophie ontwikkeld. Velen hadden geen vrede met deze verheven denkbeelden en denkwijzen en konden de wijsgeerige bespiegelingen niet vatten. Vandaar dat zij zich vele goden schiepen, die meer met hun bevattingsvermogen overeenkwamen. Zeer waarschijnlijk ook dat een oude volksgodsdienst bestond en de ontwikkeldsten onder hen de oude opvattingen in een meer filosophisch kleed staken en om den invloed niet te verliezen, terwijl de massa niet in éénen was op te voeren tot deze wijsgeerige bespiegelingen een en ander aanpasten bij het veelgodendom dat zij aanhingen.
Want deze verlichte mannen konden trachten de volksgodsdienst te leiden, het veranderen van richting, van wat ook, laat zich niet geheel leiden.
Doch ook het veelgodendom deed in den grond der zaak geen afbreuk aan het meer verheven wijsgeerig systeem. Want ook de Brahmaan gelooft dat het leven hier slechts ééne zijde is van het eeuwige leven, dat dit leven wordt opgevolgd door andere levens. Bij het sterven toch gaat het leven niet verloren. Het blijft en is bestemd, om, zoolang de ziel niet gelouterd en niet gezuiverd is van alle onrein zich weder te belichamen in andere wezens. En daar deze wederbelichaming, deze reincarnatie eerst na jaren, in 't eene geval langer dan in het andere, plaats heeft, zoo moeten er wel oorden zijn waar deze zielen tijdelijk verblijf houden. En daar niet iedere ziel hetzelfde reinigingsen louteringsproces heeft ondergaan, of ondergaat, zoo ligt het voor de hand dat, zooals in het aardsche leven de een uitstekender is in deugden dan de andere, dit ook het geval is na den dood en waar de toestand bestaat, dat er zielen, geesten of ego's, hoe men het ook wil noemen, zijn, die de kringloop des levens bijna hebben volbracht, daar komt men logisch tot deze conclusie, dat er ook goden en halfgoden, engelen of duivelen kunnen zijn, die een tusschenschakel vormen