De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet Brahmaïsme.Het Brahmaïsme, de vereering voor Brahma, wordt gehouden voor de oudste godsdienst van Indië. Brahma te omschrijven is even moeilijk als een definitie te geven van de God der Christenen. Brahma is de Ongeopenbaarde, de Oorzaak-looze Oorzaak. Toen hij zich openbaarde ging er van hem, die door geen sterveling kan bepaald worden, noch volledig gekend, als eerste oorzaak een kracht uit. Het is de adem van Hem, die al de werelden en al de wezens doet verschijnen en door wien alles is bezield. ‘Onder Brahma’ zegt Dr. H. Kern: ‘of het hoogste Brahma verstaat de Indiër de rede, de hoogste Openbaring, 't eeuwige leven, God.’ Alles wat bestaat is de openbaring van Hem, van één Algeest, Brahma, die vér verheven is boven alles en die toch alles doordringt, alles bezielt, alles doorademt, die oneindig is en onbeperkt, die aan alles ten grondslag ligt en het heelal bezielt. Al het zichtbare is het tijdelijke, het wisselende, de vorm, waarin hij zich openbaart. Hij is - oneigenlijk spreekt men van hij, hoewel ‘hij’ onzijdig is en waarom ‘hij’ wordt aangeduid | |
[pagina 514]
| |
als met Het - in de winden, de rivieren, de aardbevingen, de planeten, de dieren en in de menschen. Brahma of de ziel van alles wordt beschouwd als het werkelijk bestaande, terwijl de, met behulp der zintuigen waarneembare wereld daarentegen iets is dat slechts in schijn bestaat, als het werk van Maya. Maya is de zichtbare wereld, het vergankelijke. Hij die meent dat deze zichtbare wereld het werkelijk bestaande is, verkeert in een waan. Deze waan, deze zinsbegoocheling te doorgronden, Brahma te erkennen en eenswillend met Hem te worden, lijdt tot bevrijding der menschelijke ziel, tot bevrijding van alle aardsche banden, tot terugkeer tot Hem. Het Brahmanisme is niet een oorspronkelijke nieuwe godsdienst, maar geënt op ouden stam. Het wist den ouden Indischen volksgodsdienst in vaste bedding te leiden. Wat de menschheid betreft leert het, dat oorspronkelijk geestelijke wezens waren geschapen, heilige geestelijke wezens, die echter afdwaalden van hun Schepper en Oorsprong. Toch bleef het vage bewustzijn van het ééns gekende geluk één te zijn geweest met de Godheid flauw in de herinnering achter en het is deze herinnering, die de mensch doet jagen en smachten het ééns verloren geluk weder te grijpen. Daarvoor is noodig dat hij steeds trachte zich tot de Godheid op te heffen en het oog te houden op geestelijke dingen, om zich te volmaken. - Één menschenleven is daarvoor te kort en daarom leert het Brahmanisme dan ook de zielsverhuizing, de wedervleesch wording, de re-incarnatie. Een menigte incarnaties zijn noodig om weder vereenigd te worden met Brahma, doch hoe meer men streeft naar geestelijke dingen, hoe meer men afstand doet van al wat aardsch is, hoe sneller men het geluk tegemoet gaat. Het leven op aarde is dan ook meer een straf, een boetedoening om tot hooger op te klimmen, dan dat het beschouwd wordt als een geluk, als iets waardevols. De middelen om zich op te heffen tot de Godheid, bestaan in bidden, eeren, offeren, boetedoening en werken van weldadigheid beoefenen. Al naarmate de mensch zijn leven heiligt, neemt zijn geest, ziel of ik, hoe men het noemen wil, na het afsterven van het lichaam, die toestand in, welke passend is voor zijn geestelijk zijn, en bij de weder belichaming, maakt de ziel zich dáár woning, waar hij zich verder kan ontwikkelen. Zooals de stoffelijke mensch groeit uit zijn kleeren en deze verwisselt voor een meer passend kleed, zoo groeit ook de geestelijke mensch uit zijn aardsch lichaam, om later weder een ander omhulsel aan te nemen. Het wetboek van Manu is een der oudste heilige boeken en heeft tegenwoordig in Indië nog gezag. Het is een openbaring der kasten-instellingen. De kastenindeeling is geen zonderlinge inval van een natie of van een willekeurig despoot, maar is de grondwet van een volk en wordt onmiddelijk uit de wereldwording afgeleid. (Wordt vervolgd). |
|