baan, of heeft zich reeds baan gebroken, die de geest als oorsprong aller dingen aanneemt.
Het is deze richting, die alle godsdienststelsels onderzoekt en naspeurt, kennis neemt van alle oude geschreven werken, legenden en mythen, die voortleven in de herinneringen der menschen, indringt in de gedachten van verschillende volken, indringt ook in de geschiedenis dier volken en hunne gewijde litteratuur, want ook ieder volk van eenige cultuur heeft zijn gewijde heilige schriften.
Zij zoeken op te sporen alle oude Godsdienst-vormen, doch ook en vooral de kern die vaak besloten ligt in vele uiterlijke vormen. En dan valt niet te ontkennen, dat er overeenkomst bestaat bij verschillende volken omtrent schepping, wording, Godenleer en heilige boeken.
Is deze overeenkomst te danken aan den zelfden polsslag die in ieder menschenhart of menschenhoofd klopt? - of - is deze overeenkomst de nawerking van de zonde des menschen, die veel verscheurd en verbroken heeft, ook verscheurd en verbroken heeft de wil van Hem, die zich geopenbaard heeft.
Dat de Godsdienst is uitgevonden, zooals helaas zoo velen meenen, die napraten anderen, die voor zich zelven aanspraak wenschen te maken te behooren tot de ontwikkelden en zich houden voor scherpzinnige denkers; uitgevonden zooals het heet, teneinde te overheerschen, en dat nog wel door een klein deel over een groot aantal, moet bij ernstig nadenken en meer onderzoek, dunkt mij, wel plaats maken voor andere gedachten.
Hoe toch zou een geheel volk, in wien de godsdienstzin niet leefde, meeningen van enkelen kunnen worden opgedwongen, door iemand uit dat zelfde volk gesproten, indien in dat volk deze gevoelens niet sluimerden. Veelmeer ligt voor de hand, is logischer, dat heel dikwijls de edelsten, de scherpzinnigsten, de fijner gevoeligen uit dat volk, de sluimerende gevoelens van hun tijdgenooten in formules, in regels, in wetten, in dogma's wisten te belichamen. Trouwens de geschiedenis is daar, om te bewijzen, dat niet de nieuwe godsdienststichters de overheerschers waren, doch veelal om het nieuwe dat zij verkondigden en dat de massa niet zoo spoedig kon begrijpen, òf gemarteld zijn geworden, òf hun leven in eenzaamheid moesten slijten.
Aan de hand van verschillende schrijvers over de Godsdiensten op aarde van onderscheidene volken, willen wij trachten een beeld te geven van de opvattingen, die deze volkeren koesteren, ten opzichte van hunne denkbeelden aangaande Schepping, Godenleer en leven.
Dat deze schetsen op geen oorspronkelijkheid aanspraak maken, doch ontleend zijn aan verschillende schrijvers, die misschien op hunne beurt weer ter leen gingen bij anderen, wil schrijver dezes gaarne bekennen. Dwaalt hij in zijne beschrijvingen van sommige zaken, dan wijte men dat hem niet, maar de bronnen waaraan hij een en ander heeft ontleend, hoewel getracht zal worden, de voorstellingen zoo zuiver mogelijk te doen zijn. - Eigennamen worden bij den een heel anders geschreven dan bij den ander, terwijl èn de oude handschriften èn de bril waardoor iedere persoonlijkheid kijkt, verschil in uitwerking en beschrijving zal hebben.
Wij weten het immers aan onzen Bijbel. Op hoevele verschillende manieren wordt deze uitgelegd en hoe groot is niet de verwarring op godsdienstig gebied. - Dat iedere godsdienst, ieder leerstuk, ieder verdichtsel zijn steunpunt, zijn oorsprong vindt in het Brahmaisme, zooals naar ik meen ook de Theosofen beweren, of dat de religie of Godsdienst van Israel de oudste is van de geheele aarde, waarvan alle godsdiensten een verbastering zijn, kan buiten beschouwing blijven.
Zelfs hoogachtenswaardige geleerden zijn het hierover lang niet eens, dus hebben wij als leeken ons daarin niet te verdiepen, tenzij wij eenmaal aanspraak wenschen te maken om tot de geleerden te behooren. Wel is over het algemeen waar, dat iets, wat uit den vreemde is geïmporteerd, meer gewild is dan wat uit eigen oord is voortgebracht. Is al niet oud, het woord, dat een profeet in zijn eigen land niet geëerd is en ondervindt men de waarheid van dit gezegde nog niet dagelijksch. Zoo is misschien ook mede te verklaren, dat heden ten dage het oude Indische geloof, of wil men Wijsbegeerte, hier meer en meer aanhangers vindt, en dat sommigen zich beter thuis gevoelen in deze duistere schriften dan in onze toch ook niet duisterder Bijbel.
(Wordt vervolgd.)