Varia.
I.
Een onverdiende beschuldiging.
In het laatste nommer van Het Toekomstig Leven, tijdschrift gewijd aan het verspreiden van spiritualistische beginselen, komt van de hand van den heer J.S. Göbel, een der redacteuren, de volgende corr: voor:
E.v.Z. te H. - Uwe gedachte of de ‘Holl. Lelie’, ‘de Blijde Wereld’, ‘Nieuw Leven’ mijn voordracht ‘Bijbel en Spiritisme’ niet zouden willen plaatsen is niet vrij van naieveteit, die meer pleit voor U, dan wel voor genoemde redactiën. Geen dezer bladen, aan wien ik een ex. ter beoordeeling toestond, heeft tot heden er een woord van gezegd. Ook de Standaard, het Centrum en de Tijd zwegen erover. Werkelijk hebben dezen praktisch gedaan wat U als bijna onmogelijk onderstelde: zij hebben ‘met afgewend masker deze getuigenis gepasseerd’.
De heer J.S. Göbel werpt hier een geheel onverdienden blaam op mijne onpartijdigheid, waar ik, gelijk al mijn lezers weten, bereidwillig en aanhoudend artikelen opneem ten gunste van het spiritualisme en over aanverwante onderwerpen. Waarom dus zoude ik met ‘afgewend masker’ zijn voordracht willen passeeren? De heer Göbel had rechtvaardiger en eerlijker gehandeld indien hij, alvorens de Holl: Lelie, - die steeds hare kolommen bereidwillig openstelde voor het onderwerp spiritualisme, - op één lijn te stellen met andere bladen, welke inderdaad dat onderwerp doodzwijgen opzettelijk, éérst had geînformeerd bij mij naar de reden van mijn stilzwijgen over zijn voordracht. Hij zou dan hebben vernomen dat ik, uit enkel plaatsgebrek, niet kon ingaan op de bespreking zijner voordracht, juist omdat er toch reeds méér ruimte wordt afgestaan aan het onderwerp spiritualisme en aan de daarmede gepaard gaande gedachtenwisselingen, dan aan sommige abonnés of lezers aangenaam is. Tevens zou ik hem dan hebben geantwoord, hoe ik, indien hij een bijzonder nut zag in het meer uitvoerig bespreken der voordracht door hem bedoeld, nogtans wel genegen zou zijn alsnog de daarvoor noodige ruimte te vinden. Door zulk een even onverdienden als onheuschen uitval tegen de Holl: Lelie werkt m.i. de heer Göbel-zelf zijn eigen bedoeling tegen, van gehoord willen worden in andere bladen dan zijn eigen orgaan. Immers, door zulk een voorbarig oordeel, neemt hij de goedgezinde en onpartijdige onder hen, waartoe hij de Holl: Lelie wéét te behooren, noodeloos tegen zich in. Van zijn eerlijkheid verwacht ik dat hij deze rectificatie in haar geheel zal over nemen.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.