die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus met verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden.
Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden.
Redactrice.
P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
Maris Stella - Zooals gij ziet vind ik uw schrijven zeer zeker de aandacht ten volle waard, en begin dus met U er heel hartelijk voor te danken, speciaal óók nog voor de goede wenschen voor Nieuw-jaar daarin vervat. - Arme levensmisdeelde, hoe heeft uw vertrouwelijke brief mij diep-ontroerd, omdat er, bij alle verschil, toch zooveel in stond omtrent uw jeugd, dat ik-zelve óók zoo heb doorgeleden. Wij kunnen dit hier op deze plaats niet nader bespreken zonder U te verraden; helaas, uw brief bevestigt voor mij weer voor de zooveelste maal mijn innige overtuiging, dat er veel, ontzaggelijk veel gezondigd wordt door vele ouders aan de jeugd-jaren hunner kinderen, door egoïsme, gemakzucht, zich niet in hun lot en gedachtengang verplaatsen. - Ook wat gij schrijft dat gij altijd alles in het leven zoo zwaar hebt opgenomen kan ik mij best indenken, omdat het mij, toen ik jong was, ook zoo is gegaan. Echter, van lieverlede, vergelijkende en ondervindende, ben ik tot de geheel tegenovergestelde levensbeschouwing geraakt, van niets wat van deze aarde is zwaarwichtig op te nemen, omdat alles vergaat, alles; omdat wij-zelven een zoo korten tijd slechts op aarde verblijven, dat het niet der moeite waard is onszelven dat kortstondige bestaan te vergallen met tobben en zuchten over dingen die wij niet veranderen kunnen, of die ons nu eenmaal worden opgelegd als niet van ons af te nemen kruisen. Het woord van De Genestet: Durf te leven, heb ik na dien tijd steeds gemaakt tot een mijner lijfspreuken. De meeste hedendaagsche menschen zijn te zwak van geest en te lamlendig om zich van kant te maken, (let wel dat ik alleen ongeloovigen op het oog heb, want het spreekt van zelf dat geloovige menschen door hun geloof hiervan worden teruggehouden), maar zij begrijpen niet hoe het dan ook, wanneer zij eenmaal blijven leven, hun plicht is aan zichzelf zoowel als
aan anderen sterk en blijmoedig op zich te nemen elken tegenspoed dien het leven biedt, zoo ruimschoots biedt. - Denk niet dat ik dit schrijf met het oog op U-zelve, want gij hebt uw deel wèl ruimschoots te dragen gekregen, en al wat gij daaromtrent schrijft is, reeds op zichzelf beschouwd, meer dan genoeg om het diepste medelijden met U te gevoelen. Maar hoe heerlijk is het dat gij het nu zoo goed hebt! Ook op dat punt kan ik niet duidelijker zijn uit vrees U te zullen verraden; echter zult gij mij wel begrijpen indien ik U zeg, dat ik-ook die vrouw waarover gij schrijft heb ontmoet, en van haar een hoogst sympathieken en liefdevollen indruk meenam. Alles wat gij schrijft over de R.K. verpleging en de R.K. zusters beaam ik van a - z. Zelve lag ik vijf maanden lang in het stedelijk ziekenhuis te Bonn, bediend door R.K. zusters, en, wat ik daar heb bijgewoond en heb gezien en ondervonden heeft mijn onafgebroken eerbied en dankbaarheid afgedwongen. Nooit zal ik dan ook ophouden te getuigen tegen het onrecht dat men den Roomsch-Katholieken aandoet door hunne liefde-zusters en liefde-broeders te willen belasteren, waar het geldt hunne werken van barmhartigheid, de geheele wereld door, en reeds zoovele eeuwen lang. Dikwijls denk ik, een geloof dat zulk een kracht geeft tot een mooi leven leiden gelijk dat der religieuses is, moet zijn het ware geloof, en, ik ben ook vast overtuigd, de woede der protestanten waar het Rome geldt, hunne onverdraagzaamheid en boosaardigheid ten opzichte van Roomsch-Katholieken, zij komen niet voort uit tegenzin tegen der laatsten zoogenaamde ‘be-krompenheid’, maar enkel uit afgunst en gevoel van eigen minderheid. Immers, op wezenlijkbekrompen menschen, op hen, die men wezenlijk minacht wegens hun domheid, maakt men zich niet kwaad; men gaat hen integendeel schouderophalend voorbij; de protestanten echter doen dat niet maar zijn
voortdurend woest-boos tegen de Roomsch-katholieken; waarom, omdat zij zich bewust zijn m.i., dat deze beter leven en voor zichzelf gelukkiger zijn, en dáárdoor meer tot stand brengen, dan zij-zelven.
Gij moogt mij zeer zeker Uw werk ter beoordeeling zenden. Ik beloof U dat ik het spoedig zal lezen. Naar Uw stijl en Uw wijze van geregeld alles vertellen te oordeelen, zou ik denken dat gij blijkbaar beschikt over een logischen gedachtengang, en weet voet bij stuk te houden.
Wat spijt het mij dat gij er niet eerder toe zijt gekomen mij te schrijven, en hoe innig hoop ik, nu gij er eenmaal toe zijt gekomen U aan mij te uiten, dat ik den naam, dien Uw vriend mij geeft, van Uw geestesvriendin te zijn, steeds meer en meer zal verdienen kunnen. Juist dat wil ik ook zoo gaarne wezen voor de velen die ik kan návoelen in hun intieme lot en leven, wanneer zij dat mij toevertrouwen willen; er wordt, naar het innerlijke, verborgene, zoo véél geleden, door allerlei menschen, niet-waar? En dan gaan zij aan elkander voorbij, eenzaam zich voelend en verlaten naar de ziel, en dikwijls, zóó zij spraken, zou er een of ander zijn die hun begreep en wist wat zij noodig hadden. - Indien ik zelve niet op allerlei wijze veel had ondervonden, ik zou niet in staat wezen misschien mij zoo goed in te denken in hetgeen mij zoo menigmaal wordt toevertrouwd; het vervult mij steeds met zulk een innig medelijden met het vele, vele onbegrepene leed waarvan de wereld vol is, en wáárover daarenboven nog dikwijls zoo héél hard wordt geoordeeld door buitenstaanden. -
Ja, dat schrijft men mij dikwijls, dat de inhoud van de Holl. Lelie door mijn schrijven erin als het ware wordt gekenschetst tot wat het Blad nu is, zoodat het - ware ik geen redactrice meer - daarmede zijn eigenaardigheid en zijn beteekenis, zoowel voor hen wien het sympathiek als wien het antipathiek is, terstond zou verliezen. En ik zelf geloof dat, eerlijk gezegd, óók. Ik ben een zoo uitgesproken persoonlijkheid, een