Correspondentie van de redactie met de abonnés
De redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus met verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden.
Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden.
Redactrice.
P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
A.E.v.d.D. - Gij geeft geen pseudoniem op, zult hoop ik U-zelve echter herkennen. In antwoord op Uw vragen kan ik U mededeelen, dat ik het mij toegezonden gedichtje plaats, en ook bereid ben anderen te beoordeelen. Echter kan ik U niet vooruit beloven - alvorens ze gelezen te hebben - dat ik die anderen zal plaatsen, en evenmin wil ik mij verbinden dit aangenomen gedichtje in dit of dat bepaald nommer te zullen opnemen. In dat opzicht moet ik geheel vrij blijven. Ik moet U ook verzoeken voortaan Uw bijdragen met inkt te willen schrijven, met potlood is Uw werk niet te lezen bijna; voor dezen eenen keer heb ik er mee genoegen genomen, maar in het vervolg moet gij U aan inkt houden. Het doet mij genoegen dat het proef-abonnement U interesseert.
N.N. - In aansluiting aan mijn vorig-antwoord aan U, onder Spoed-correspondentie, in het vorig nommer, maak ik U er nog op attent, dat ik niet weet of de bewuste boeken zijn bestemd voor volwassenen-alleen, ook niet of zij van een bepaald-onschuldige strekking moeten zijn, of zij een godsdienstig tintje mogen of moeten dragen, etc., etc.? In mijn antwoord aan U tast ik om die redenen eenigzins in het duister rond. De Noorweegsche en Zweedsche literatuur biedt b.v. zéér veel moois; ik denk aan de voor iedereen geschikte boeken van Blicher Clausen, van Jonas Lie, en ontelbare anderen.
Top Naeff's School-idyllen, de verschillende romans van J. Eigenhuis, die van Styn Streuvels, Bij Ons van M. Ravesteyn, ziedaar eenige, dunkt mij, voor Uw doel in elk geval geschikte boeken, ik doe echter slechts een greep in het wilde weg, omdat ik, zoolang ik niet weet voor welke categorie van lezers Uw vraag bestemd is, U heel moeilijk kan raden, gegeven het oneindig aantal van dagelijks nieuw-verschijnende boeken. Of mogen zij ook zijn uit vroegeren tijd, als b.v. de romans van Dickens, van Thackeray, van George Elliot, van Tolstoi, (La Guerre et la Paix, Anna Karenine). Gij zoudt mij zeer verplichten Uw vraag wat nauwkeuriger toe te lichten.
Albert Vermeer. - Uw gedichtje, dat gij onder dit pseudoniem zoudt geplaatst willen zien, kan niet worden opgenomen. Daar uit Uw schrijven niet blijkt of gij abonné zijt heb ik het vernietigd.
Myrrha. - Ik had nog geen tijd U particulier te schrijven. Neen, een leesteeken niet! Het andere is méér geschikt, maar dan wat kleiner dan de vorige maal. Hartelijk hoop ik, dat gij weer hersteld zijt. Het Illustration-nommer met de mannequins zag ik; ik lees de Illustration om de theaterbijvoegsels, maar ik vind het blad-zelf veel minder interessant dan de Engelsche illustraties, Black and White, the Sketch, Graphic, London News, etc. Veel groeten.
L.H. te Z. (Duitsche abonnee). - Ik vind geen pseudoniem in Uw brief, wil U dus met Uw voorletters beantwoorden, hopend dat gij U-zelve zult herkennen door deze toevoeging ‘duitsche abonnée,’ omdat Uw brief in het duitsch is geschreven. - Gij deedt mij met dien brief van instemming met den inhoud der Holl.: Lelie zeer veel genoegen, en ik hoop dan ook hartelijk, dat gij bij Uw besluit mij nu voortaan méér te schrijven zult blijven; dat is mij werkelijk steeds aangenaam, wanneer mijn abonnés daartoe lust gevoelen. Ook was het mij een recht groote voldoening te lezen, dat gij mijn stukje Slavenzielen zoo juist hebt nagevoeld, en het er zóó mede eens waart dat juist dit stukje U dreef Uw sympathie met mijn streven mij te betuigen. Gij schrijft: ‘Waarom gaat alles zoo met den slakkengang voorwaarts?’ Ja, lieve duitsche abonnée, die slakkengang is nog een bijzondere eigenschap óók van den hollander bepaaldelijk; dat zult gij toch ook wel reeds hebben opgemerkt? Als men in het buitenland al lang klaar is met iets, dan broedt men er in Holland nog steeds over, of men 't wel zal doen, en durft doen, enz., enz. En het vermakelijke daarbij is dan nog bovendien den volbloed-hollander deze eigenschap te hooren ophemelen als een deugd van ‘voorzichtigheid’. Lieve hemel ja, de èchte ideaal-hollander is inderdaad zóó voorzichtig, dat hij niet van achter zijn hoekje aan de kachel wegkomt, noch in letterlijken, noch in figuurlijken zin. Neem b.v. maar eens een hollandsche courant. Dagen, weken, leuteren de journalisten over éénzelfde gebeurtenis voort, terwijl een buitenlandsch blad morgen reeds weer overgaat tot iets anders dat actueeler is. - Gij schrijft dat men eigenlijk medelijden moet hebben met zulke slavenzielen ‘omdat zij zelf niet voelen