omdat het N.v.d.D. een blad is, dat overal verspreid, in verschillende kringen van ons land wordt gelezen.
Dat de begrippen over het ‘Hierna’ bij schier alle menschen verschillend zijn, is dunkt me, van niet zóóveel belang, als het feit dat over de geheele wereld, een behoefte sterker dan ooit schijnt te zijn ontstaan, naar meer licht, meer zekerheid omtrent de bestemming, die wij, de volkeren, de gansche menschheid, volgens eeuwige wetten, met ontwijfelbare zekerheid tegemoet snellen.
In de laatste tijden ontstond dan ook in moderne kringen meer en meer een behoefte om zuivere begrippen te krijgen omtrent het onsterfelijkheidsgeloof, hetgeen o: a: blijkt uit de voorlezingen van Prof. Groenewegen.
Waar de onverschilligheid wijkt, zal de geest geen gevaar loopen, weg te kwijnen bij gebrek aan levenskracht; en waar de belangstelling in de plaats treedt, daar zál eenmaal bevrediging en gelukzaligheid bereikt worden.
Want, wat is dit zoeken goed beschouwd anders, dan het roepen van een kind om zijnen Vader?
Wat ánders, dan de kreet van eene die zich voelt vergaan van honger, en in wiens herinnering het met smart en bitterheid duidelijk wordt, dat de huurlingen zijns Vaders overvloed van brood hebben?
De reactie die volgde op de strenge leerstellingen van Calvijn, o: a: het verwerpen van een louterenden tusschen-toestand, waardoor slechts twee bleven: hel en hemel, en de daaruit volgende uitverkiezing, die reactie deed als 't ware de moderne richting in het Protestantisme ontstaan, waarin geen plaats is voor de wonderen van Christus, en waarin de ideën over onsterfelijkheid vaag waren.
Die prikkel tot meerder weten, dien gevoelden drang tot zoeken, zouden ze niet voor een groot gedeelte zijn toe te schrijven, aan het heldere licht dat het spiritualisme doet schijnen over dátgene, wat eertijds duister of onmogelijk scheen?
De tallooze openbaringen die van heengeganen worden ontvangen; en de genezingen evenals vroeger door den Heer, nu nog dagelijks geschieden door gebed, handoplegging en magnetische passen, ze móéten ten slotte den ernstigen, oprecht willenden onderzoeker tot overtuiging brengen van een leven ná dit, een leven van voortdurende ontwikkeling, veredeling en volmaking.
Wat de Heer beloofde: ‘ik zal U geen weezen laten,’ wordt door het spiritualisme ook duidelijk voor hén, voor wien de woorden ‘onsterfelijkheid’, wonderen, Zone God's veelal niet meer zijn, dan leege, nietszeggende klanken.
Wat de persoon van den Heiland aangaat: zijne goddelijke zending door den Vader, gaf Hem autoriteit te prediken gelijk Hij deed en ons den weg tot zaligheid te wijzen, gelijk Hij deed.
Mogen er in de eeuwen die achter liggen vele predikers van schoone waarheden zijn opgestaan, Christus staat als zoodanig geheel van hen afgezonderd, en ver, vér boven hen verheven.
Wat ànders zou ons Hem doen stellen boven de vele reinen, verhevenen en onzelfzuchtigen die hebben geleefd en zich zelven opgeofferd? wat anders dan de autoriteit van Eeniggeboren Zoon des Vaders en Gezant van den Hemel tot de aarde?
Van dien Gezondene des Vaders nemen we aan, en trachten we in ons leven te brengen, de gepredikte liefde-leer, de teedere terecht-wijzingen; Dien Zone God's was de Eerste en Eenige die ons God volkomen deed kennen en liefhebben als onzen ‘Vader’ in de hemelen, en elkánder als broeder en zuster.
Daarom ómdat Hij is, wat hij zéide te zijn, daarom behoeven we nooit te klagen in duister te zijn, want: Hij was het licht der wereld; behoeven we nooit levensmoede (hoevelen coquetteeren met dit woord) naar Waarheid te zoeken; want Hij, die ons deed kennen de onvernietigbaarheid en onsterfelijkheid van ons wezen, van onze ziel, Hij Was de Weg, de Waarheid en het Leven.
‘Per aspera ad astra’
Langs moeilijkheden, ruwheden, naar boven, naar de sterren.
De lezers van het ‘Nieuws v/d Dag’ van 5 Nov. zullen ditmaal zonder twijfel genoten hebben, en verkwikt zijn geworden, door de flinke taal, duidelijke uiteenzetting van het onderwerp, en mooie aangrijpende aanhalingen in het hoofdartikel van Prof. van Veen.
Indien ons hart en verstand ons niet reeds geleerd hadden, dat moeilijkheden en hindernissen noodzakelijk zijn tot ontwikkeling, dan zou men na het lezen van dit artikel toch stellig moeten toegeven en erkennen, dat het, op zijn minst genomen, logisch is, en dat de woorden van Goethe tot Eckermann gesproken en die hierin worden aangehaald, beschouwd kunnen worden, diepe waarheden te zijn;