geesten-oproepen betreft - eindigen in het meest des-illusionneerend bedrog.
Veel overtuigender dan ook dan de al te oppervlakkige brochure van den heer de Fremery, die er zich maar toe bepaalt te zeggen: zoo is het, zonder zijn uitspraken te bewijzen, wil mij toeschijnen: Het land aan Gene zijde, van een, die nu reeds zelf daarheen vertrok, van wijlen den predikant E.M. van IJsendijk, wiens warm pleidooi vóór het spiritisme wordt vergezeld met vele meer of minder nauwkeurig-gestaafde feiten. Het bekende steenwerpen in Indië bekleedt daarin óók een plaats, en met name haalt hij o.a. aan de steen werping in 1892 voorgevallen te Sitoebondo ten huize van den toenmaligen assistent-resident aldaar, in tegenwoordigheid van Dr. Engelmayer, den controleur Versteegh en Jhr. Mr. M.A. de Savornin Lohman (de laatstgenoemde was mijn vader, dien ik heel dikwijls al die voor hem niet te verklaren buitengewone voorvallen, door hem in die dagen bijgewoond, heb hooren beschrijven, terwijl ik nog onlangs een oud-Indischman sprak, (beslist ongeloovig op al deze en dergelijke punten), maar die nogtans erkende hoe speciaal het te Sitoebondo voorgevallene behoort tot de nimmer nog opgehelderde feiten.
Aan de hand van den Bijbel licht ds: van IJsendijk toe, hoe het geloof in en de gemeenschap met de onzienlijke wereld is een door alle eeuwen heen vaststaande feit, en, hoe men ook denken moge over de zaak als zoodanig, men voelt uit dit betoog den eerlijk-overtuigden oprecht-geloovige, dien het niet te doen is om iets anders dan om anderen te helpen tot het geluk dat hij-zelf vond. - - -
Niemand, die niet zelf een studie maakte van de diepzinnigheden der Theosophie, verwachte van een kort artikel als dit daaromtrent een volledige uiteenzetting. Ik heb meermalen geredeneerd over hun ‘geloof’ met langjarige theosofen, die dan daarbij telkens hun eigen verwarde uitleggingen onderbraken met de tusschenvoeging: ‘Ik ben echter nog niet ver-genoeg doorgedrongen erin, om zelf U dit of dat duidelijk te kunnen maken.’ En, met die allesbehalve bevredigende uitlegging blijf je dan in het duister verder zitten. Het is daarmede als met de Christian-Science, waarvan ‘het’ boek, door de Amerikaansche Mrs. Eddy geschreven, alleen in het Engelsch is verkrijgbaar, omdat het niet mag vertaald worden, (uit speculatie-geest zeggen hare bestrijders). Maakt men dan de voor de hand liggende opmerking, dat niet-Engelsch-verstaande menschen aldus van de zegeningen van het Christian-Science-geloof verstoken moeten blijven, dan krijgt men ten antwoord: ‘O neen, wanneer zij maar willen, dan kunnen zij ook het mrs-Eddy-boek heel goed begrijpen in het Engelsch, want dan krijgen zij daartoe de ‘gave’. (Ik heb dan ook niet-Engelsch-lezende menschen met eigen ooren hooren verzekeren, hoe zij inderdaad dit boek volkomen in zich opgenomen hadden). Op dezelfde manier nu verzekeren de theosofen U dat, ondanks de ingewikkeldheid hunner leerstellingen, en ondanks hun eigen voortdurend moeten blijven studeeren in de Indische wijsheid, nogtans ook de meest eenvoudige van harte een theosoof kan zijn, want hij krijgt dan van-zelf de ‘gave’. Het boek van Dr: J. Speijer is zeker geschreven niet voor die laatste categorie der eenvoudigen van harte. Het behandelt namelijk de Indische theosophie in de onder-afdeelingen van de voorgeschiedenis ervan, en van wat zij leert. Ik geef, om mijn lezers een denkbeeld bij te brengen van den inhoud van het lijvig boek, een
lijstje der hoofdstukken uit dat laatste gedeelte:
De âtman-leer van de Upanishads.
De leer van het Karma.
Sânkhya en Wedâna.
Het arhat- en het Bodhisattwa-ideaal, etc. etc.
Dr: Speijer eindigt zijn lijvige studie met de woorden: ‘tegenover de rustelooze werkzaamheid van een moderne Westersche wereld, die, als het ware, op ééne reusachtige fabriek is gaan gelijken met eindeloos veel afdeelingen en vertakkingen, waarin men alle krachten der natuur dienstbaar maakt aan de vele behoeften en aan de vele grillen van den steeds meer eischenden en nooit tevreden modernen zenuwachtigen mensch - steekt het kalme zelfonderzoek van die wereld-verachtende Indische wijzen, die met zoo weinig mogelijk tevreden willen zijn, af door zijn contrast.’ - Wel, hoe groot het contrast ook moge schijnen tusschen zulk een hooggeleerd en diepzinnig werk als het zooeven genoemde, en het leekenboekje van B. Rietman, toch brengt mij juist dit zinnetje van Dr: Speijer als van zelf tot de gezonde en voor het alledaagsche leven geschikte levenswijsheid, die ik, na al die abstracte ‘gelooven’, ontmoet in de Leekenphilosophie van B. Rietman, in het bijzonder in de drie dozijn eenvoudige den lezer ter overdenking en beantwoording aanbevolen ‘vragen’. - Want waarlijk, indien men de wenken, door dezen leek hier ter behartiging aangeboden, in praktijk bracht, onze levensbe-