De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCorrespondentie van de redactie met de abonnésDe redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus met verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden. Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nomraers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden. Redactrice. P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
Robinette. - Daar gij niet getrouwd zijt blijkbaar, moet Uw familie-naam, waarmede gij U onderteekent, dan toch dezelfde zijn als dien Uwer moeder. Ik kan mij echter absoluut niet herinneren, dat er van iemand van Uw naam ooit in de Lelie bijdragen zijn opgenomen; misschien nog onder de vorige redactie? - Hoe dat zij, Uw versjes zijn zangerig en lief, maar nog wat onbeduidend, en, daar ik reeds zoovéél achterstallige copie heb, en bovendien vermoed dat gij geen abonnée zijt, wil ik ze U liever terugzenden.
Een Zwerver. - Tot mijn leedwezen is uw werk niet geschikt voor de Holl: Lelie.-
J.W. van der B. te H. - Uw beide schetsjes zijn niet door mij aangenomen; ze zijn te conventioneel; b.v. ‘dartelde’ een jong-meisje, etc., etc. Bovendien, ze zijn absoluut-onbeduidend. Indien gij géén abonnée zijt verzoek ik U liever niet opnieuw in te zenden; - zoo ja, dan hebt gij natuurlijk het volle recht zoo dikwijls aan te kloppen als gij wilt.
Viator. - Ik kan Uw versjes niet plaatsen; er komen m.i. dikwijls leelijke woorden en zonderlinge gedachten in voor, (b.v. avond-bloeden!) Ook eindigen de coupletten nu en dan met 'n ouderwetschen stop-lap. Toch doen sommige zangerig aan, en zijn goed-van-stemming.
J.J.C. van W. te Kampen. - Ik hoop dat gij U-zelven hierin herkent? - Uw bijdragen moet ik beide weigeren, daar ik ze niet geschikt vind. -
Thais. (Dit is Uw nieuw pseudoniem). - Indien gij mijn particuliere antwoorden niet ontvingt, dan is er aan U meer dan eenmaal iets zoek geraakt. Dit zou trouwens niet onwaarschijnlijk zijn, want ik heb dat juist in den laatsten tijd reeds eenige keeren ondervonden, zoowel wat brieven aan mij als van mij betreft. Van U heb ik nog een brief en een briefkaart liggen. Ik begin met den brief. Ja, ik heb dezen zomer met koorts te bed gelegen, maar Wiesbaden heeft me geheel en al weer opgeknapt; voor de kuur in Nauheim was het te laat geworden ondertusschen. Dat gij zoo ‘perplex’ stond van die ‘verklaring’ kan ik wel een beetje begrijpen. Ik rekende er mij toe verplicht; overigens heeft zij mij geen stap verder gebracht, en, dat wat gij hebt overgeschreven, (herinnert gij U wat ik bedoel?) allerminst. De conclusie, die gij trekt uit die ‘verklaring’, is wèl logisch, maar toch kan ik zoo niet gelooven. Ik voel zoo dikwijls het Fatum, het Onvermijdelijke, als het éénige wat ik héél duidelijk kan zien als 'n wàárheid. Al het andere is en blijft mij raadsel. Ik-ook vind dat gij zeker hebt meegewerkt tegen het knoeien; dat heb ik ook reeds geantwoord aan dien correspondent, die U aanviel; herinnert gij U nog? - Wat die katholiek U zei, doet mij denken aan het stukje dat ik onlangs in de Lelie heb gezet, ter beantwoording van een tot mij gerichten brief: ‘Zulke toestanden mogen niet genoemd worden’. Knoeien maar! Als 't zóógenaamd gaat om het God-dienen, dan is alle knoeierij, speciaal in de politiek, maar ook op ander gebied, geoorloofd! - Intusschen raad ik iedereen, die het eerlijk meent, aan er den Bijbel eens op na te lezen, en te zien wat Jezus, die dan toch heet het Voorbeeld en den God van zulk soort ‘geloovigen’, in al deze dingen zeide en deed, hoe hij juist steeds uit alle macht heeft getuigd tegen het knoeien en tegen het farizeër-gedoe, en hoe hij juist dáárom alléén stond omdat hij niet wilde méé-knoeien. Wat Christian - Science is? - Lieve Myrrha, gij zulf U het boek-zelf der geld-makende, en reeds drie echtgenooten verbruikt-hebbende mrs. Eddy moeten aanschaffen, om U daarvan op de hoogte te stellen. Het boek is alleen in het Engelsch verkrijgbaar; niet-Engelsch-verstaande lezers ontvangen, als zij dat boek gaan lezen, vanzelf ‘de gave’ het te verstaan - zeggen de Christianscientisten, en ik ben te beleefd om de niet Engelsch-verstaande dames, die mij dat met nadruk, | |
[pagina 335]
| |
als zijnde hare eigen ondervinding, verzekerden, in haar gezicht uit te lachen. Wie de zaak van een practisch standpunt bekijkt, vindt het lang niet dom, dat die oude rijke dame, door aldus het vertaalrecht voor zich te behouden, het geld in haar eigen zak laat vloeien. Bovendien is een alleen in het Engelsch verstaanbare godsdienst immers véél gedistingueerder en veel meer comme il faut dan je eigen moedertaal. Alleen reeds dáárom is het een zeer modieus geloof, hier in den Haag vooral. Denk eens aan, als je een Engelschen God hebt, met wien je je in het Engelsch onderhoudt, dan ben je toch lang niet zoo vulgair als 'n gewonen hollander uit het volk! - Ja, ik kan begrijpen dat U dien brief uit Indië aandeed; ik durf er niet méér van zeggen, want dat zou U verraden, en het onderwerp is ook te intiem. Herinneringen zijn eigenlijk altijd weemoedig, want, zelfs al zijn zij van vroolijken aard, dan nog doen zij de gedachte aan het: Voorbij, Voorbij zoo troosteloos in je levendig worden! - Hebt gij wel eens opgemerkt, hoe het gros van de menschen de kunst verstaat om per-se te vergeten, en alleen in het tegenwoordige te leven? Ik geloof dát dáárin ligt het geheim van hun oppervlakkigheid. - In uw vacantie hebt gij 't niet gelukkig met het weer getroffen; juist in die maand was het hier in Holland bijzonder slecht; en, als je dan in zoo'n klein zomer-plaatsje zit, vind ik voor mij Holland akelig melancholiek; vooral tegen het vallen van den avond. - Ik weet heusch niet meer, of ik juffr. R. vroeg U te antwoorden over mijn gezondheid; misschien vergat ik het, en misschien was zij nalatig, want zij is een slechte briefschrijfster. Enfin, ik kan U nog meedeelen, als het U interesseert, dat ik thans veertien dagen thuis heb gezeten met een leelijke kou, en dat ik nu weer zoowat beter ben, ten minste geen koorts meer heb, dus kan uitgaan. - Nu nog Uw briefkaart met de ‘snoezige’ katten, zooals gij-zelve die terecht noemt. Hartelijk dank. Ik vind Uw daarop gedane invitatie heel lief, maar, eerst zijt gij bij ons in de schuld. Daarna héél gaarne. Gij spreekt van ‘zelfopoffering’ jegens onze hondenkinderen. Och neen, dat is het niet onzerzijds. Wij vinden 't geen offer dat wij brengen; wij zijn daarvoor veel te dol op hen, en ook, wij ontvangen van hen veel te veel liefde, om niet alles voor hen over te hebben uit louter vrije verkiezing. Schopenhauer zeide terecht: hoe meer ik de menschen leer kennen, hoe meer ik mijn hond leer waardeeren. Dat is precies óók mijn levenservaring. Ja, voor 't aanbrengen van een abonné krijgt men van den uitgever een boek, indien men hem natuurlijk in kennis stelt daarmede. Hartelijk gegroet.
Greetje. - Doordien Uw stuk kwam, terwijl ik dezen zomer ziek te bed lag, is het bij de manuscripten blijven liggen. Er is zoo ontzettend véél plaatsgebrek, dat ik het trouwens niet eerder kon plaatsen. Welk een voldoening is het voor U geweest! - Zeker, zeg mij gerust altijd alles vrijuit, en denk nu maar niet, omdat gij dezen keer zoo lang hebt moeten wachten op plaatsing, dat Uw schrijverijen, of Uw brieven, mij te veel worden. Gij moogt zoo veel of zoo weinig schrijven als gij lust hebt en als Uw gezondheid het toelaat. Uw schets moogt gij dus ook gerust ter beoordeeling zenden; en óók met alle genoegen een hoofdartikel. - Welk een aardige satisfactie voor U, dat de Deventer Courant Uw hoofdartikel overnam. Dat doet mij wezenlijk buitengewoon veel plezier voor U. - Gij schreeft over het ‘heerlijke weer’, op een moment waarop ik er niet van kon genieten, daar ik toen ziek lag met die koorts. Dat speet mij genoeg. Ik begrijp, dat zulk weer voor U bijzonder goed zal zijn. Hartelijk gegroet.Ga naar voetnoot*) Max. - Natuurlijk plaats ik heel gaarne het stukje dat gij van Maeterlinck hebt vertaald: Bij den dood van een jongen hond; plaats het met bijzondere vóórliefde voor het onderwerp. Hoogstaande menschen, - zonder onderscheid kan men dat zeggen, - hebben stééds allen eerbied en liefde gehad voor den hond en zijn vele deugden; (waarmede ik niet omgekeerd wil beweren, dat alle hondenliefhebbers per-se hoogstaande menschen zouden zijn). Gij zult mijn laatste Varia gelezen hebben. Wat ik daarin vertelde (Over Hondentrouw en Menschenbeschaving) is letterlijk wáár gebeurd. Onbeschaafdheid en onhebbelijkheid en egoisme, van het allerlaagste soort, openbaren zich steeds het meest in diegenen, die, door eigen laagstaandheid, niet in staat zijn de trouw en de toewijding van een dier te waardeeren, of zelfs maar te begrijpen, en die alle verantwoordelijkheidsgevoel jegens zulke van hen afkantelen en zwakkeren missen, want diezelfde vrouw, van wie ik in die Varia dat verhaal vertelde, had vroeger een kat, van wie zij zóógenaamd veel hield, maar die zij, zoodra zij er geen lust meer in had haar te houden, naar 'n asyl bracht. Daarom zijn Uw woorden, die gij hebt uitgeknipt, ook bijzonder toepasselijk op haar:
Wundern darf es mich nicht, das Manche die Hunde verläumden;
Denn es beschämet zu oft leider den Menschen der Hund.
Hoe aardig schrijft gij over Uw eigen kleinen hond; en dat Uw vader zoo dol is op hem doet mij denken aan lang-verleden dagen, toen mijn vader onzen trouwen Jip niets kon weigeren, en ook ‘letterlijk gek’ met hem was. Hij had in zijn eigen ouderlijk thuis geen honden bijgewoond, eerst na zijn huwelijk, omdat mijne moeder veel hield van honden, gaf hij zijn toestemming tot het aanschaffen ervan. Maar hijzelf was weldra het méést van ons-allen door hun liefde en trouw ingepakt. Ik vind het in een man ook altijd zoo bijzonder aardig, wanneer hij op die wijze als gij beschrijft opkomt voor een hond. Toen ik in Amsterdam woonde vertelde onze veearts daar ons van een meneer, op kamers wonend, bij wiens zieken hond hij werd geroepen, en dien hij, met het dier in zijn armen, op de canapé vond zitten. Het was een pijnlijk en gevaarlijk iets wat den hond scheelde, en, toen de veearts den volgenden dag terugkwam, zat de meneer in questie nog precies zoo. Om zijn lieveling niet te storen, of zijn lijden te verzwaren, had hij den heelen nacht in die houding met hem doorgebracht, - en het dier er door | |
[pagina 336]
| |
gered. Van dien mij zelfs met name absoluut-onbekend-gebleven man heb ik sinds in gedachten altijd véél gehouden. Ook de veearts-zelf, die het mij vertelde, was een gróóte dierenvriend, en ik kan wel zeggen, dat ik aan zijn zorg en liefdevolle behandeling het behoud van onzen Benjamin, die toen doodziek was, heb te danken; terwijl het daarbij zoo aardig was op te merken, hoe goed Benjamin begréép, dat hij door dien aan hem toch geheel vreemde werd geholpen en behandeld om hem te genezen; zoo lief-vertrouwelijk liet hij zich onderzoeken, en alles met zich doen wat noodig was. - Het aandoenlijk tooneeltje, dat gij mij beschrijft, mag ik zeker wel letterlijk overnemen; het is zoo goed indien andere menschen zooiets lezen: Om 6 uur 's avonds verleden week werd er aan de Keizersgracht een foxje, een aanvallig witen zwartharig hondje, door een atax overreden. Het was direct zoo goed als dood, maar haalde, bevende over zijn geheele lichaam, nog lichtelijk adem. De eigenaar legde het dier op den kant van den weg, waar het, stuiptrekkend en bevend, natuurlijk in een minimum van tijd omringd werd door een menigte menschen, waarvan een, een eenvoudig werkman, het arme diertje steeds liefkozend streelde, totdat het den geest gaf. Gedienstige handen brachten een kartonnen doos, waarin men het doode hondje legde, en waarmee de eigenaar, zichtbaar aangedaan, en onder plechtige stilte van alle toeschouwers, wegstapte. 't Was een roerend tooneeltje, dat zich in vijf minuten af speelde, maar mij lang bijbleef. Ik voor mij weet echter één ding; indien ik er bij tegenwoordig ware geweest, dan had ik stellig het uitschelden van die ellendige auto's niet voor mij gehouden. Is het niet tegen alle rechtvaardigheidsgevoel in, dat zoo'n auto-bestuurder dagelijks mensch en dier door zijn roekeloosheid gelieft in gevaar te brengen, en maar al te dikwijls dan ook kwetst, of doodt, alleen omdat hij niet verkiest behoorlijk langzaam te rijden in drukke straten! Nooit zie ik hier in den Haag zoo'n lammeling zoo woest voorbij vliegen, of ik wensch hem in gedachten een ongeluk toe. Het moge heel ‘onchristelijk’ zijn, ik kan er niets aan doen, dat ik er zoo over denk uit een rechtvaardigheidsgevoel. Wanneer ik avond aan avond de couranten lees, en, als gold het de meest-natuurlijke zaak ter wereld, er in ontmoet deze autoverminking van een kind of dooven ouden man of vrouw daar, en genen dood van een dito slachtoffer ginds, - zonder dat het iemand schijnt in te vallen tegen zulk een toestand te protesteeren - dan kookt het in mij van verontwaardiging. (De overreden en verminkte dieren worden niet eens genoemd natuurlijk; die komen er gansch en al niet op aan.) En daarentegen, wanneer integendeel zoo'n auto-bezitter-zelf, zooals onlangs weer die beroemde fransche dokter, door zijn eigen onvoorzichtigheid zichzelf te gronde richt, en een autoongeluk houdt, dat hem zelf zijn leven kost, dan staan al dezelfde couranten vol van berichten over het interessante en treurige ongeval, en geven U bulletins hoe het gaat met den zieke, en leggen O meewarig uit hoe het is gebeurd, etc., etc. Alles alleen omdat het dan geldt een of anderen groote dezer aarde, terwijl de overredenen gemeenlijk behooren tot de onbekenden. Vandaar dat ik nooit van zoo'n zelf-veroorzaakt autoongeluk lees, of ik zeg met voldoening: Net goed! Het is de eenige manier dat er een eind aan komt, wanneer de kerels het aan hun eigen dierbare lijf ondervinden! - Hartelijk dank voor Uw bijdrage, en voor Uw zoo warm-geschreven honden-brief niet minder. Vriendelijke groeten.Ga naar voetnoot*) ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
Spoed-Correspondentie.R.D. te A. - Gij zijt zoo vriendelijk mij te schrijven dat ik Uw brief gerust had mogen afdrukken; ik dank U zeer voor Uw toestemming en voor Uw mijn partij trekken, maar, daar ik de brieven terstond na beantwoording steeds verscheur, ben ik nu niet meer in het bezit van Uw protest, en kan U alleen nogmaals mijn dank uitspreken. Indien ik het bijtijds had geweten dat gij het goedkeurdet, zou ik 't gaarne hebben afgedrukt. E. van B. - B. te B. - Gij geeft geen pseudoniem op. Ik dank U zeer voor Uw brief en het couranten-uitknipseltje, en zal zeer zeker een en ander nog nader beantwoorden, daarbij van het couranten-uitknipseltje gebruik-makend. Gij zult intusschen mijn Varia over de Hertenjacht op het Loo gelezen hebben? - Dit is dus slechts een voorloopig antwoord. J. van der H. te B. - Ook U zal ik zoo spoedig mogelijk beantwoorden. Dit is slechts om U van mijn belangstelling te verzekeren. Gij geeft geen pseudoniem op. Nord. - Voorloopig ontvangt gij reeds dit ‘lettertje’, als antwoord op Uw vriendelijk schrijven; ik zal het, zoo mogelijk in de volgende week, uitvoerig beantwoorden. Las ik Uw pseudoniem juist? Acis. - Wilt gij zoo goed zijn mij den titel van Uw ingezonden bijdrage op te geven; dan is het gemakkelijker voor mij de copie na te zien. Overigens, indien gij eerst zóó kort geleden het hebt gezonden kunt gij nog geen antwoord verwachten. Is dit Uw pseudoniem? Particulier antwoord zend ik niet. Zijt gij abonné, of althans lezer? N.M. - Ik zal zeer zeker de zaak onderzoeken en er over schrijven aan den betrokkene, maar ik ben overtuigd dat hier van geen kwade trouw sprake is, in elk geval. Intusschen dank voor Uw schrijven en het gezondene. Chr. B. te G. - Gij schrijft over een stukje dat gij mij toezondt in Aug. Indien gij bedoelt Weelde, dan is het terecht, en is het aangenomen ook. Den brief erbij moet ik nog beantwoorden. Alleen, de schrijfster van dien brief woont in L. Zijt gij verhuisd, of wellicht tijdelijk te G.? Of vergis ik mij in Uw naam en Uw handschrift, - die beide overeenkomen met naam en handschrift van de schrijfster van Weelde - en zondt gij iets anders in? - Het is altijd wenschelijk, in zulke gevallen van onderzoek en navraag, op nieuw op te geven den titel van het vroegergezondene. Geef dus s.v.p. nog even opheldering. Redactrice. |
|