er bij tegenwoordig, en, 't is me altijd bijgebleven, hoe deze voorname meneer toen maar één gedachte, een antwoord steeds had: Ja, 't was natuurlijk alles heel erg, want hij-ook wist er reeds alles van na onderzoek, maar... tot geen prijs mocht de zaak bekend, mocht de ouderling daardoor in het openbaar tot schande gemaakt worden. Veel beter alles onder ons bedekken, en vooral zorgen dat er niets van uitlekte. Op mijns vaders protest, dat het toch een alle bijbel-voorschriften in het aangezicht slaan was, iemand ouderling te laten blijven, die aldus, jaar in jaar uit, zondigde, met berekening en overleg zondigde, tegen alle zedelijkheids-begrippen welke de bijbel leeraart, kreeg hij steeds hetzelfde antwoord: De goede naam van de gemeente, van de orthodoxie in het algemeen, moest gered worden tegenover de buitenwereld. Wanneer de man echter zijn verdiende loon kreeg, en als ouderling werd afgezet, dan merkte de rest van de gemeenteleden, dat er wat niet in den haak was. Dat mocht niet. Vooral niets in het openbaar verraden van de innerlijke vuiligheid.
En, zoo is het geschied ook. De man is kalmweg ouderling gebleven. En ik herhaal U, die geschiedenis uit mijn jeugd is er eene uit velen, die mij hebben leeren walgen van wat heden ten dage heet: orthodoxie en bijbelgeloovigheid. -
Nog een andere dergelijk voorval, opzettelijk door mij in: Om de Eere Gods aangehaald, omdat het een publiek schandaal is geworden, zal misschien ook tot U zijn doorgedrongen, in de plaats Uwer inwoning. Ik bedoel dat van van dien orthodoxen predikant hier in de residentie, die van zijn cathechisatie-onderwijs aan kinderen misbruik maakte tot het plegen van ontuchtige handelingen met hen, zoo lang en voortdurend, dat de zaak niet meer viel te verheimelijken, en de politie wel moest ingrijpen, tengevolge der klachten van de betrokken ouders. Want, het heele gevalletje netjes verheimelijken, dat was weer het knoei-systeem van de aanzienlijke orthodoxen hier in den Haag. Versta mij wel, dat het juist dat is wat mij met zulk een walg heeft vervuld. Het misdrijf tegen de zeden, op zichzelf beschouwd, komt telkens en telkens voor, onder orthodoxen, roomschen, modernen, ongeloovigen; iedere richting op zijn beurt heeft natuurlijk wel eens een schurftig schaap in de kudde. Het zou dus onredelijk zijn den orthodoxen er een verwijt van te maken, dat een zoogenaamd bijbelgeloovigen predikant heeft gehandeld, al preekende, en mooi-doende, als een wellusteling van 't minst-vergefelijk soort. Maar, wat men den orthodoxen wèl verwijten mag, dat is de wijze waarop alle invloedrijke, persoonlijk mijnentwege misschien heel-braaflevende christenen, ouderlingen, en predikanten, hebben de handen ineengeslagen om de wáárheid tot elken prijs te willen bemantelen, om den schuldigen predikant te handhaven, veel liever dan hem, - een der hunnen immers - eerlijk aan zijn welverdiende straf over te leveren. Alles wat ik daaromtrent in: Om de Eere Gods meedeel is letterlijk wáár. Op hetzelfde oogenblik, waarop de politie reeds het bevel tot inhechtenisneming van den predikant in questie had ontvangen, werd er nog quasi vergaderd ten huize van een der
‘broeders’, (ook iemand die tot onzen eigen toenmaligen aristocratischen orthodoxen kring behoorde, en aan wiens persoonlijke eerlijkheid en oprechtheid ik overigens niet twijfel; ik weet dus de zaak van nabij-aanschouwen), om te zien of men niet kon trachten, door een zoogenaamd quasi-onder-ons-onderzoekje, de aanklacht der betrokken ouders te ontkennen; (en daarmede dus den predikant in zijn schandelijk gedrag te laten voortgaan, want dat volgde er letterlijk uit immers). Op die vergadering dan, door collega-predikanten, en ouderlingen, enz., bijgewoond, durfde men dan ook inderdaad zoo ver gaan van den ‘ten onrechte aangeklaagden lieven-broeder-dominee’ in zijn eer hersteld te verklaren, en, ten bewijze daarvan, ging, na afloop der bijeenkomst, de aangeklaagde en ‘vrijgesprokene’ met opgeheven hoofd de deur uit tusschen twee aanzienlijke steunpilaren van de orthodoxie in. Ongelukkig echter stond buiten een gesloten rijtuig hem te wachten met het bevel tot inhechtenisneming. Dáárvan hadden de heeren knoeiers geen vermoeden gehad. En, de schuld inderdaad was zóó weinig twijfelachtig, dat ik mij herinner, hoe de verdediger niets anders heeft weten te zeggen, dan de clementie der rechters in te roepen, ‘omdat de man in de tropen geboren en daardoor sterk-zinnelijk aangelegd was’, volgens hem. Hij, de predikant in questie, heeft dan ook twaalf of meer jaren gevangenisstraf gekregen. Waar schuld dus zóó afdoende vaststaat als hieruit blijkt (voor de rechtbank heeft de predikant ook geen oogenblik zijn ontuchtige handelingen trachten te ontkennen) is het onmogelijk dat de bewuste vergaderende heeren aan wezenlijke onschuld hebben kunnen gelooven. Maar, 't ging hun als U: ‘Zulke toestanden mogen niet genoemd worden in het openbaar.’ Dat zij er
zijn, en dat anderen er de slachtoffers van zijn en worden, juist dóór zulk gekonkel, dat komt er niet op aan; als het publiek er maar buiten blijft, buiten wat er achter de schermen voorvalt.
Laat mij U daarom dit antwoorden: Zorgt gij-mannen in het algemeen, gij-christenen