De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGedachtenwisselingen.I.
| |
[pagina 235]
| |
ik hoop, dat ik U dit alles duidelijk heb uitgelegd, en dat U mij zult begrijpen. Wilt U nog eens zoo vriendelijk zijn, mij te verklaren, wat het Spiritualisme over ons voortbestaan leert op dit punt, en of het ‘reïncarnatie’ absoluut verwerpt? Met vriendelijke groeten, hoogachtend,
A.E.M. | |
II.
| |
[pagina 236]
| |
kennen we niet altijd, hoe zouden wij die dan kennen voor anderen! - De groote meerderheid der T.V. moet, bij haar zeer aanzienlijk ledental, wel bestaan uit zoekenden en trachtenden. Elk dezer kent afwisselend vrijheid en druk, actie en reactie. Zij volgen verschillende lijnen van verstandelijkheid en gevoel en velen zien, eenzijdig, maar 'n enkel aspect der wijsheid die allen iets te geven heeft. Zij staan op onderscheiden trappen van evolutie. - En de leiders, zij wier meerderheid erkenning vond, - ook zij blijven feilbare menschen en de verzoekingen worden subtieler, het gehoor geven er aan van grooter draagwijdte, naarmate de enkeling hooger steeg hoven de massa. - Neen, de T.V. is niet, en kan nòch wil zijn, eene ‘gemeenschap van herborenen’; toch is het een hulde aan de Theosofische levensleer, dat men meent hare volgers zeer strenge eischen te mogen stellen. Echter zult ge velen kunnen vinden die nederig zeggen: ik maak nog geen aanspraak op den naam Theosoof en noem me slechts lid der Theosofische Vereeniging. 2o. beginselkwestie ‘het is de theosofie als leer, die ik koud, dor en onbevredigend vind’. Hierop kan ik slechts zeggen: dan hebt gij nog niet het woord vernomen dat u den sleutel zal doen vinden. Dit heeft - als alles - oorzaak en doel, die het goed doen zijn zóó als het is. Uwe levensrichting kan voor het heden eene andere zijn, uw levenswerk een ander, dan de richting die ge zoudt inslaan, het werk dat ge zoudt aanvangen, indien de Theosofie u aantrok. De Leiders der menschheid weten welk werk gedaan moet worden en wie zich daartoe de aangewezene heeft gemaakt; zij volbrengen Gods Dienst, met behulp van elk onzer, op alle wijzen. Voor mij is de Theosofie geheel het tegengestelde van wat u noemt: De erkenning van het feit der Broederschap aller wezens, in éénen Vader, maakt mij het hart warm, doet mij vrede vinden in wat ik door en voor anderen onderga en anderen aandoe; want ik begrijp dat de lessen die zij en ik onderscheidenlijk en door te leeren krijgen de som der ervaring voor allen vergroot. 't Erkennen van één Kracht als Bron, waaruit alle verschijnselen voortkomen, het vinden van één Wijsheid als Kern aller godsdienstvormen, doet het dor geachte veld van dogma en ritus voor mij tot schoonen bloei ontwaken. De innerlijke zekerheid van Karma en Reïncarnatie, - Wet die ons doet oogsten zoo wij zaaiden, maar ons ook alle kansen waarborgt eener voortgezette ontwikkeling, door ongemeten tijden, van het verstandelooze tot de Wijsheid God's in vorm na vorm tot het voor ons vormlooze -, bevredigt volkomen mijn verlangen naar begrip van Almacht en Alliefde in Alrecht veréénd.
Tjiharoes 10/8 '10. W.J.D. VAN ANDEL. | |
III.
| |
[pagina 237]
| |
in de drievuldige aanschouwing der Hindoes van den Eénen Heer, vernietigt wat slechts vorm was, om er nieuwe en schooner vormen voor in plaats te stellen. Het Wezen vergaat niet met den vorm doch vindt nieuwen woon. - Vrees niet! Zoo ge dwaalt, de Heer zal U terechtwijzen door smart; neem ze aan, want in elk lijden is genade; en óók geluk, voor wie den schijn doorschouwt. - Spiritist kan men zijn, op grond van ervaring, door vertrouwen in de ervaringen van anderen (aannemend dat waarneming en wedergave juist waren), of door evidentie (de menigte van getuigenissen bij vergelijking der feiten en omstandigheden die zeker individu tot aannemen nopen). M.i. echter heeft het spiritismeGa naar voetnoot1) geene andere roeping, dan hen die kláre blijken noodig hebben van ‘iets boven het stoffelijke’ die te geven door manifestaties. Zij ontvangen dan een blijk van het nàast hoogere gebied, dat der psyche. - Van de dáárboven gelegen gebieden kunnen wij ontvangen: resp. gedachten en voorstellingen, intuïtieve begrippen, extatische bezieling; dit is dus niet zinnelijk waarneembaar voor anderen, dan voorzoover de ontvanger doet blijken van de uitwerking op hem. - Dr. F. van Eeden heeft psychische onderwerpen op wetenschappelijke wijze behandeld. Uit zijn bundels ‘Studies’ noem ik u: 1e reeks. Het Hypnotisme en de wonderen, Ons dubbel Ik, De spiritistische verschijnselen. 2e reeks. De Psychische geneeswijze, Het beginsel der Psycho-therapie, Vitalisme. 3e reeks. Over Hallucinaties. 4e reeks. Over Spiritisme. Dit om aantetoonen dat, afgescheiden van geloof, het spiritisme zich leent tot nuchter onderzoek. Van Eeden heeft onderzocht, met alle waarborgen die een scherp critisch verstand bedenken kan, hij heeft waargenomen en doordacht wat voor zijne zinnen en denkvermogen toegankelijk was en hij heeft meer en meer voor zich toegankelijk zien worden. Hij heeft bereikt - ik wèet dit van hem te kunnen gelooven - dat hij in den slaap zich bewust blijft en, het stoffelijk lichaam verlatend (zooals anderen ònbewust doen), op hun eigen gebied de niet-stoffelijk belichaamden ontmoet die hij zich voornam te ontmoeten. Daarmede heeft hij een vermogen ontwikkeld, dat in ieder onzer aanwezig en voor ontwikkeling vatbaar is. - ‘Spiritist’ noemt hij zich niet. - Vraag nu u zelven ernstig af: Wat verwacht ge verder van het spiritisme nà dat eene bestaansvorm buiten het stoffelijk lichaam u zekerheid werd? Wat zjjn Uwe motieven? Naar mijn inzien is er 1o niets meer van te verwachten voor u zelven dan die zekerheid - geene leering van hoogere gebieden - en mag 2o het motief enkel wezen: te willen dienen. Want, ad. 1o: eenmaal de tweede drempel van Leven over (nà den stoffelijken dood de psychische d.i. die van 't begeertelichaam) betreedt de ziel te ijle gebieden om zich nog te kunnen manifesteeren aan stof-zinnelijke waarneming; ad. 2o om eigen baat, nieuwsgierigheid is te verwerpelijk om in beschouwing te nemen, maar onder ‘eigen baat' is te stellen: behoefte aan troost aangaande lieve afgestorvenen. Beter dan daaraan toe te geven is het zich te beheerschen en liefdevolle, rustige gedachten te wijden aan die henen gingen. Zielen terughoudend in de lagere astrale sfeer, benadeelen wij hen en laden schuld op ons, - zonder kennis ons beschikbaar stellend voor hunnen invloed, loopen wij gevaar de macht over ons zelven te verliezen en deelen we in de schuld der laaggezinde verschijningen die onze vermogens mochten misbruiken, - slechts door den wil te dienen, kunnen wij wellicht van dienst zijn. Velen onder hen die in ‘het vagevuur’ zijn, worden neergetrokken tot onze sfeer, door banden van schuld en boetedoening. Niet aleer zij die geslaakt hebben kunnen zij die sfeer afsterven en ten ‘hemel’ ingaan. Zij vinden helpers en belemmeraars en somtijds wordt het den gewonen mensch gegeven hun een helper te zijn. Kent u Couperus ‘Over lichtende drempels’? Hij is daarin (als in meer zijner werken) een ziener geweest van hooger werkelijkheden dan die wij hier ontwaren. Ook Leadbeaters' ‘Aan gene zijde des doods’ en ‘Onzichtbare helpers’ meen ik U te moeten aanbevelen. In 't laatstgenoemde boekje vooral spreekt hij uit kracht van eigen weten. Moge ik U waarlijk iets gezegd hebben. Woorden hebben slechts dàn klank als het de rechte zijn voor dengene tot wien ze gericht zijn. Geloof in eigen kracht en ontwikkel die naar vermogen. Geloof niets dat niet door innerlijke zekerheid bevestigt wordt, waar uiterlijke waarneming boven uw vermogen is. Vertrouw intuïtie bóven verstand. Met goede gedachten en broedergroet uw W.J.D. VAN ANDEL. | |
Drankbestrijding.Aan B. van Soeren.
Met belangstelling heb ik Uw artikel, in de Holl. Lelie gelezen, over drankmisbruik. Misschien zijt Gij wel zoo vriendelijk mij te veroorloven daarover nader van gedachten te wisselen, n.m. niet om het beter te willen weten dan alleen om deze kwestie nog nauwkeuriger te bekijken van meerdere kanten. ‘Het maken van dien drank na tijdsverloop te verbieden’, zal m.i. wel immer een internationaal-onuitvoerbaar verbod zijn. U wenscht een buitengewoon zware belasting op den invoer, of totaal verbod van invoer.’ Alzoo gelooft U dat de drank ons wordt toegevoegd uit het Buitenland. Dit is niet het geval. De drank wordt gemaakt in ons eigen land, speciaal te Delft, Schiedam, Hoogezand, Sappemeer enz. Laat ik U daaromtrent eenige bijzonderheden vertellen. Voorheen werd jenever en brandewijn gedistilleerd (overgehaald door stoken in een branderij) getrokken uit graan waardoor deze dranken in zeker opzicht een gezonde drank genoemd konden worden. Tijdens de verhooging van de graanprijzen tengevolge Amerikaansche en Russische trusts, kon de distillateur, tegen den prijs door zijn afnemers | |
[pagina 238]
| |
besteed, zijn artikel niet blijven leveren. En, om toch te handhaven denzelfden marktprijs, werd hij genoodzaakt om te zien naar goedkoopere grondstoffen. In Hoogezand, Sappemeer werden series aardappelvelden opgekocht voor f 0.60 de mud, zóó van het veld gerooid, te leveren aan de fabriek. Alstoen verkreeg de distillateur al wederom uit de aardappel een betrekkelijk gezonde drank. Maar in andere streken van ons land, waar de aardappel niet zoo voordeelig te betrekken viel, werden uit de bietlanden, speciaal uit Zuid-Frankrijk en Spanje groote ladingen suikerbieten aangevoerd, uit welke bieten eerst door de suikerfabrieken de suikerdeelen waren getrokken. Alsnu kwam de kwaliteit van de drank van slimmer tot erger. De branderige smaak van de suikerbieten kon door den distillateur welke geen kennis daaromtrent bezat, niet uit zijn fabrikaat gehouden worden en in stede van de aangename, malsche, zachte smaak die de graanen aardappelgrondstof verschafte, kregen we nu van sommige distillateurs een branderig, scherp product. De branderij der wereldberoemde Hollandsche jenever verloor in 't buitenland door vermindering van 't product zijn goeden naam - even gelijk de exporter van de beroemde vette Edammer kaas, welke later werd uitgevoerd, gemaakt van room-afgeschepte-melk. De eene jeneverfabriek ging failliet, - de andere sprong haar na. Het getij verliep. De tienduizenden middenstandsch-herbergmenschen kregen er de lucht van. Allen zeiden zij: wat hullie aan die fabriek kunnen ‘knoeien’, kunnen wij zelf nog wel beter. En zoodoende, Monsieur (of Madame) v. Soeren, verkreeg ons land een geheele omdraaiïng van drankfabrikatie; niet alleen van jan-never, maar ook van cognac, likeur en wijnen. Niet langer - enkele stevige uitzonderingen daargelaten - brachten de ‘distillateurs’ hun aloud beroemd product aan de markt, maar de ‘fabrikanten’ pousseerden het hun goedkooper kostende en gemakkelijk te bewerken ‘fabrikaat’, een dun, scherp vocht; niet meer dat aloude zachte dolce, farniënte-supériori. Niet langer soorten werden er ‘gestookt’ maar slechts één massa alcool, in drie kwaliteiten ‘Supra’, ‘Extra’ en... ‘Beroerdia’. Zulks op een sterkte van 96 % en in de kleur van gewoon water. Geloof nu maar vast: de fabrikant, of de 2de hand, deed bij 100 liter ‘Supra’ spiritus (alcool) ook 100 liter water, waardoor de sterkte daalde tot de helft, ad 48 %. Op deze massa wordt dadelijk iets geheims geworpen, wat de alcool-reuk of brandspirituskleur wegneemt; vervolgens iets wat de kleur geeft van het verlangde drankje, geel voor cognac, rood voor wijn, enz. en ten slotte wordt op deze hoeveelheid geworpen een (tax) essence. Verval der distilleerderijen, opkomst van essence-fabrieken. Wat u nu maar begeert, Chartreuse? Welnu, dan werpen wij in die mengsel: ‘Chartreuse-essence’ maar wenscht Madame liever Anisette? dàn gebruiken wij ‘Anisetessence’! Wilt ge de massa wederom wijzigen: à la minute verandert door essence brandewijn in Jenever. En de 10000 middenstandschen koffiehuishouders, ach: ‘Zoo de ouden zingen, piepen de jongen;’ en van slimmer tot kwaad alweder, want nu maakte niet meer de grootfabrikant (industrieel) de massa, maar de kleinverkooper het zelf; wie weet op hoe 'n onbeholpen wijze; zoodanig, dat hij kleine man voor alcool de ontkleurde en reukeloos gemaakte ‘brandspiritus’ kan gebruiken en voor ‘essences’ wel iets zoo smerigs-zoet-zwarts, dat bij gebruik van de borrel het hart in 't lichaam omdraait en die viezigheid zoodanig laxeert, dat men bij het gebruik reeds van 2 of 3 Schaepmannetjes, teekenen geeft van cholera-verschijnselen; zooals ik dit heb uitgelegd aan den burgemeester van Rotterdam, bij het uitbreken aldaar van cholera; na onderzoek waarvan ik in 't gelijk werd gesteld dat vele gevallen van cholerine waren geoorsprongd uit vuile tapperijen. Alsnu meen ik U duidelijk te hebben gemaakt Uwe verkeerde meening, dat drank uit het buitenland wordt ingevoerd, en de ‘invoer’ zou zijn te verbieden. Begrijp ook het volgende: dat, van elk artikel hoe inferieurder het maaksel wordt - hoe minder het gebruik zal zijn. Vroeger was het een lust, een opwekking - een heerlijk glas drank, cognac of likeur drinken, maar tegenwoordig wordt het een straf. En dit heeft wederom tengevolge, minder verbruik, mindere belastingopbrengst. Toen, eenige maanden geleden, de verhoogde accijns werd afgekondigd op het gedistilleerd, met eene raming van meerdere belastingopbrengst van 10 millioen, heb ik dan ook terstond de Freule geschreven, dat deze regeeringsopvatting getuigde van totale onbekendheid met het onderwerp en met des werkmans gulden zakgeld, dus dat niet zou opbrengen, deze verhooging 10 millioen, maar niets of hoogstens 3 millioen. Want logisch, doordat de kastelein f 27 meer belasting moet betalen, moest er meer geknoei door ontstaan, moet hij vergif gaan leveren, volgt minder gebruik en door kleinere glazen mindere hoeveelheid van verbruik, tezamen genomen door mij berekend 7 millioen minder belastingverbruik. Voor een bevoegd oordeelkundige lag dat vraagstuk en die oplossing toch open en bloot op tafel. Wat nu de minister erkent. Hoort, wat hij causeerde: ‘De opbrengst van verhoogd accijns op het gedistilleerd valt zeer belangrijk tegen.’ Maar, die Regeeringsautoriteiten zijn zóó razend genieus knap, dat ze gewoonlijk eerst voorbij streven wat open voor hun ligt en dàn te laat hun misslag zien. Niet alleen door drank, maar ook door geloof of andere eenzijdigheid kan men voor iets daarnevens liggends bedwelmd worden en te inferieur om te regeeren. Alleen zelf te zeggen dat men ‘superieur’ is, is niet voldoende. Ook in andere opzichten dan alcohol zijn er merken ‘beroerdia.’ Maar ter zake: Terwijl het gebruik aanleiding geven kan tot choleraverschijnselen, indien de maker verkeerde maaksels verhandelt, terwijl 's lands en stadsregeeringen dit weten is het m.i. allereerst een aangewezen weg dat de fabricatie zou moeten geschieden onder rijkstoezicht en de verhandeling onder een rijks-contrôlemerk van zuiverheid, evenals bij de oprechte boter het geval is tegenover margarine. Maar evenzoo als een scheikundig-bureau niet kan uitmaken de grens tusschen boter en margarine, kan hij | |
[pagina 239]
| |
dit ook niet oplossen tusschen echte en nagemaakte drank. ‘Totaal verbod tegen kennelijken staat’, is Uw slot? Maar de één heeft 'm om van één borrel en de ander is eerst ‘kachel’ bij de tiende. En wie, geachte heer of Mevr -, welke auto-rariteit, moet het ‘kennelijke’ kennen en verbaliseeren? Onlangs, zooals U gelezen hebt in de dagbladen, enkele Amsterdamsche agenten van politie of toegeschoten rechercheurs sleepten of schopten een oud heertje dat ‘kennelijk’ dronken was, in de wacht, terwijl achterna bleek... dat hij in elkaar was gezakt, juist omdat hij den geheelen dag nog geen enkele borrel had gebruikt. Een kennelijk-moeielijk probleem! Déze kant van de medaille evenzeer als de ‘essentiëele constateering. De oplossing hoe het drankschuitje en de kennelijken die er in zitten te sturen, hangt nog hoog in die lucht omdat, - maar ik moet eindigen. Laat ik U alleen nog zeggen dit: zoodra 's lands regeering genaderd is met maatregelen de onzuiverheid der essentiëele bijvoegsels vast te stellen en klaar is met haar bureaux, ik nader zal publiceeren wijn en cognac te maken en te kleuren, geheel natuur, zonder essences en zonder kleurmiddelen, dan kan zij wederom van vorenvoet beginnen. Zooals U weet, mag ik graag plagen de menschen die zoo wijsneuzig alles dom bedisselen; zooals de laatste accijnsverhooging, welke de schatkist leeg laat, de 10.000 tappers arm maakt en de verbruikers de cholerine bezorgt. Sic transit gloria snapsie. Hoogachtend, H. VAN HOLK, Voorheen VAN HOLK en TER KUILE, Wijnh |
|