ernstig werk schenken en daarmede trachten aan te vullen de leemte, die in haar vrouwenleven bestaat.
Maar de gehuwde vrouw, die kinderloos bleef, bekleedt nog een eenigszins andere plaats in de rij harer zusteren.
Wanneer het jonge meisje den man, wien zij haar liefde gaf, trouwt, dan zal zij in de meeste gevallen in het begin volmaakt gelukkig en tevreden zijn in haar rol van jonge vrouw: weinigen toch zullen m.i. in het huwelijk treden met het domineerende verlangen moedergeluk te zullen smaken.
Menige jonge vrouw beklaagt dan ook haar vriendin, voor wie het geluk spoedig, al te spoedig naar haar zin, aanbreekt; ja, menigeen zal zich in het begin werkelijk inbeelden, dat het haar onverschillig is en zij volmaakt gelukkig is, als haar leven blijft zooals het is: het genieten van eigen haard met den man harer keuze, die nog grootendeels haar gedachten in beslag neemt en van een grootere mate van vrijheid, dan zij zich in haar jonge-meisjesjaren kon veroorlooven.
Maar langzamerhand komt de tijd, dat het verlangen naar het kind ontwaakt (buiten beschouwing latende enkele uitzonderingen van vrouwen bij wie een bepaalde tegenzin tegen kinderen bestaat). Zij gaat zich langzamerhand indenken, hoe het wel zijn zou, als daar in 't hoekje van de gezellige kamer eens zoo'n beeldig wiegje verscheen; als daar zoo'n mollig, klein schepseltje in haar armen zou liggen, waarmede zij kon sollen en dat zij kon kleeden met al die snoeperige kleertjes, waar zij toch wel graag eens naar kijkt in de winkelkasten....
En dat beeld wordt in den aanvang wel weer verdrongen, overwonnen nog dat stil insluipende verlangen en vooral tegen anderen ontkend, als er wel eens toespelingen gemaakt worden, een ongevoelige, ondelikate onbescheidenheid, waaraan elke jonge vrouw wel eens bloot staat.
Maar langzamerhand gaat het schrijnen daarbinnen: als andere jonge vrouwen in haar bijzijn niet uitgepraat raken over haar lievelingen (wat ook al gebeurt, omdat niet iedereen fijn genoeg voelt om te bedenken hoe het uitwijden over haar geluk aan een andere het gemis daarvan scherper doet gevoelen.) Spreekt zij mede en is er eens verschil van opvatting, dan hoort zij allicht: ‘Wat weet je daar nu van!’ Deelt zij niet in het gesprek, dan overvalt haar dat vreemde gevoel van: ‘Daar sta ik geheel buiten!’ en zij trekt zich terug. -
Meer nog misschien dan de ongehuwde tante, is de kinderlooze dikwijls zoo van zelf de aangewezen persoon om bij voorkomende gelegenheid eens op de kleintjes van familieleden te passen, ze eens een poosje bij zich te nemen, vooral zij van wie men erkent ‘dat zij goed slag heeft met kinderen om te gaan.’
En als dan zoo'n kleine kleuter, opgetogen over al het pleizier bij tante genoten, bij tante, die zoo leuk kan spelen en zoo vroolijk mee pretmaken, als die kleuter 's avonds om door tante in zijn bedje gelegd is en al half in den dommel nog eens de armpjes uitstrekt en in droomerige verwarring lispelt: ‘Nacht moesje!’ - dan vlijmt het gemis met felle smart en laat zich niet meer ontkennen!
Dan komt voor de jonge vrouw een moeielijk tijdperk: zij moet haar teleurstelling overwinnen. Niet altijd zal zij daarbij steun vinden bij haar man: soms zal deze ook teleurgesteld zijn en zal een gedrukte stemming zijner vrouw hun ook droevig en ontevreden maken; òf hij gevoelt het gemis aan kinderen weinig of niet en kan zich niet indenken, dat zijn vrouw daaronder gebukt gaat.
In beide gevallen nu ligt een klip, waarop veel in den beginne waarachtig huwelijksgeluk gestrand is, door vervreemding van man en vrouw.
Er zijn vrouwen, die zich misschien zullen troosten met beuzelachtige liefhebberijen of door het rusteloos najagen van allerlei genoegens, door ‘van haar vrijheid te profiteeren,’ zooals zij beweren. Zij maken den eenzamen huiselijken haard nog ongezelliger en de ernstige man, die er geen behagen in scheppen kan na volbrachten dagtaak zich in een wervelwind van genoegens te storten, gaat zich vervreemden van zijn vrouw, gekrenkt misschien ook door het gevoel, hoe weinig hij meer in haar leven telt. Langzaam maar zeker ontstaat een onherstelbare breuk: een verkoeling, die misschien niet voert tot een officieele scheiding, maar waardoor het huwelijk verwrongen wordt tot een onverschillig naast elkaar voortleven.
Maar daar zijn ook vrouwen met dieper gemoed, die uiting zoeken voor haar onbevredigd en toch ingeschapen moederlijk gevoel door zich te wijden aan filanthropie - een zeer zeker heel wat hooger staande