gevonden, maar eene die je met dat al het leven helpt dragen, ook in zijn zwaarste momenten. - Er is niets anders aan te doen, dan of het op te nemen, iederen dag opnieuw, met al zijn lasten en al zijn teleurstellingen, of er een eind aan te maken vrijwillig. Wie dat laatste niet durft, om welke reden dan ook, die heeft m.i. geen andere keuze, indien hij niet ten gronde wil gaan, dan zichzelf te dwingen zoo energiek en moedig mogelijk het lot dat hem te dragen is gegeven te aanvaarden. Wie dat doet, die leert dan daardoor ook zuinig de geluksmomenten waardeeren en vasthouden en er mede te woekeren. Wat je toen je jong en onnadenkend waart dagelijks aanvaardet als heel-gewone dingen, gezondheid, vriendelijke zon-dagen, aangenaam gezelschap, wat-ook, dat je leven vervroolijkt, dat ga je dan van lieverlede angstvallig waardeeren, als iets dat je elk oogenblik kan worden afgenomen, door dood of ziekte, of wat niet al. En daardoor ook ga je vergelijken je eigen omstandigheden met die van anderen, die veel moeilijker levensweg nog hebben.
Ik las onlangs een schetsje van Helene Böhlau, waarin zij die idee van een aldus ‘eenzaam geworden mensch’, die, te midden van het drukke dagelijksche leven weet dat zijn innerlijke kracht is juist in zijn eenzaam zich weten, uitstekend uitbeeldt. Zoo ook voel ik het. Hoe eenzamer naar de ziel je je zelve voelt, hoe sterker je staat.
Het artikel is, zooals gij weet, geplaatst op den gewenschten tijd. Hartelijk, gegroet.
April. Ik had U telkens particulier willen beantwoorden maar het bleef door een bijzonder drukken zomer achterwege, en nu doe ik het maar per Lelie-correspondentie, ofschoon het wel wat laat is. - Wij hebben het verleden jaar niet zoozeer slecht getroffen met het weer aan de Rivièra, als wel met onze-woning; een ander had die voor ons gehuurd, en zij bleek bij onzen aankomst duur, slecht, en ver-afgelegen, zoodat ik er uit leerde nooit weer zooiets over te laten aan derden, maar liever uit eigen oogen te kijken. Het komt in den begin wat duurder, eerst tot zulk een doel in een hôtel af te stappen, maar wanneer men dan, zooals het ons altijd gelukt is, ten slotte een goedkoope, naar eigen smaak ingerichte woning vindt, dan is dat toch nog beter, dan een geheel seizoen niet naar genoegen onderdak te wezen voor veel te veel geld. Enfin, dezen winter blijf ik hier. - Hoe jammer dat U moest verhuizen! Uw vorige buurt zou dunkt mij meer naar mijn smaak zijn dan Uw tegenwoordige, maar voor gezondheid moet men véél doen. - U staat verstomd over mijn werkkracht, en vraagt of ik nooit eens lusteloos ben? O ja, dikwijls genoeg. Maar ik ben door het leven ‘getraind’ in dat opzicht tot mij-zelve dwingenkunnen. En, gelukkig, heb ik een sterk hoofd, al is mijn gestel overigens niet sterk. - Voor Uw sympathieke woorden naar aanleiding van Uw instemming met Om de Eere Gods dank ik recht hartelijk. Die roman komt dezen winter uit in boekvorm. Aardig, dat Uw fantasie de mijne dikwijls vooruitliep hoe dit of dat zou afloopen. Uw eigen nieuwen roman kreeg ik nog niet, zal hem gaarne ontvangen. - Ja, een hond is inderdaad druk, wanneer men iemand in huis heeft die niet veel lawaai kan verdragen. Zooals ik U hierboven reeds zei, ik heb een sterk hoofd, anders hield ik zeker het stoeien, spelen, en blaffen van onze hondenjongens niet uit. Het ergste is hun vóórtdurend blaffen wanneer er wordt
gescheld, etc. Toen ik dezen zomer die paar dagen harde koorts had, moest ik ze dan ook bij Marie beneden laten blijven; toen was het mij-óók te machtig. Behalve het blaffen is Frits overigens een deftig bedaard ventje, maar Benjamin maakt den ganschen dag zooveel drukte, dat het heele huisje als uitgestorven lijkt, wanneer hij voor een paar boodschappen met Marie naar den Haag meemag, en dus een paar uren achtereen uit blijft. Het is overigens aardig op te merken zooals zij steeds weten wat je doet. Zoo begrijpt b.v. Benjamin ook volkomen, dat hij terwijl ik schrijf mij niet mag storen, en ligt dan stil naast mij, of zoekt zijn troost bij mijn vriendin, of Marie. Nauwelijks echter ziet hij mij de pen neerleggen, al is het maar 'n seconde, of hij vliegt op mijn schoot, of op een stoel, en beduidt mij met zijn poot, dat ik nu wel eens kan gaan spelen met hem. Duurt het hem met het schrijven àl te lang, dan brengt hij mij ook dikwijls een ouden lap uit zijn mand (helaas óók wel eens een canapékussen, of iets anders dat hij niet mag hebben), en duwt mij dat in den schoot. Dat beduidt dan, dat ik hem moet nazitten om het te krijgen, en dan heeft hij, als wij om de tafel achter elkaar aanvliegen, een dollen pret. - Ja-zeker, een hond voelt stellig dat U van hem houdt. U moet maar eens zien hoe elke hond bij ons tweeën komt snuffelen, als wij b.v. wij in een winkel zijn, en er een ontmoeten. Laatst had ik een bijzondere dierenbeschermster, eene die werkelijk doet voor dieren, bij mij, zij vroeg of zij Benjamin en Frits eens mocht zien (want, om het vreemden niet lastig te maken sluiten wij hen als er visite is meest bij Marie op), wel, U hadt moeten zien die aanhaligheid van beiden tegen haar! Ja ik-ook kan me niet begrijpen, hoe er menschen zijn, die niet van dieren houden, maar toch is het helaas zoo; ik heb ook wel enkele kennissen, die er bang voor
zijn. - Van zulke menschen kan ik nog aannemen, dat onbekend onbemind maakt, maar, waar het op mishandeling van dieren aankomt ben ik onverbiddelijk. Met zulk een ellendeling wil ik dan niets te maken hebben meer. En ik vind het zoo teekenend voor de orthodoxie op Scheveningen, dat ik nooit zóóveel wreedheid in zake het verdrinken, van katten en honden heb bijgewoond als dáár. ‘Gods-kinderen’ schijnen zich zóó bevoorrecht te achten boven de ‘redelooze’ dieren, dat zij hun goddelijke afkomst zeker moeten bewijzen door de dieren (toch óók door Hem geschapen overigens) kwellen en martelen en zich aan hun lijden vermeien. Want het zijn volstrekt niet alleen kinderen, die dat doen, maar volwassenen. Laatst kwamen wij thuis, en zagen aan de Badhuiskade een waren oploop van visschers en vrouwen; wij vermoedden alweer wat er aan de hand was, en, natuurlijk, juist gaf een arme kat de laatste stuiptrekkingen in het verdronken-zijn. ‘Gods kin-