met den besten wil ter wereld geen gevolg kan geven. Of ik in zoo'n geval aan een dergelijk verzoek zou willen voldoen hangt natuurlijk af van elk persoon afzonderlijk; d.w.z. of hij tot mijn kennissen of vrienden behoort, dan wel maar is 'n toevallige ontmoeting. - Ik neem hieronder letterlijk over wat gij schrijft naar aanleiding van mijn Varia: Kinderen in den trein (zie Lelie van 10 Aug. 1910 No. 6).
Uw woorden naar aanleiding van het Uwe Marie overkomen feit in den trein waren mij als uit de ziel gegrepen. U moet n.l. weten, dat ik onlangs met diepe verontwaardiging een dergelijk feit, dat mij bijna ziek maakte, beleefde. Reizende van Amsterdam naar Alkmaar stapte ik in een coupé, waarin ik tot mijn schrik drie kinderen ontdekte, maar, laat zijnde, was mij geen tijd gelaten over te stappen, en dus stapte ik met een zuur gezicht in den weeig ruikenden wagen.
Een groenbleek jongetje zat tegenover mij, zóo intens wit, dat het mij niets verwonderde hem op een gegeven moment bewegingen van rendez vous spelen te zien maken. In plaats van hem de geschiedenis buiten 't venster te laten afspelen, gelastte de moeder hem in den hoek van den coupé, in een doorloopje naar den anderen coupé, te spuwen. Dit gebeurde vlak naast mij, zoodat ik mijn rokken zoo nauw mogelyk om mij heen spande en er goed af kwam, maar minder gelukkig was een koffer van een andere reizigster, waartegen het kind maar lustig spuwde. Ik werd meer dan wee van het gezicht, en deed de plechtige gelofte een coupé met kinderen voortaan te vermijden als een besmettelijke ziekte. Er moesten maar aparte coupés voor kinderen worden ingesteld, waar de moeders, of de juffrouwen met hun kinderen, plaats nemen, evenals dit in groote hotels met de middagtafel voor kinderen het geval is.
Ik ben het volkomen met U eens, dat honden oneindig smakelijker gezelschap zijn dan kleine kinderen. -
Deze opmerking van U is zéér waar; inderdaad zouden coupés, alléén voor moeders met kinderen, een even nuttige verbetering zijn als in Pruisen de zoo verstandige inrichting van çoupés: ‘Enkel voor reizigers met honden’. - Hoe ook ik op een reis van Keulen naar Frankfort bezocht werd door een wagenziek kinkhoest-kind, wier moeder uit de tweede klasse stapte in mijn waggon eerste, om het schepseltje bij mij hare uitwerpselen te laten deponeeren, en hoe ik den conducteur ben gaan roepen, die haar woedend dwong het vuil zelve met een doek te komen oprapen, heb ik reeds verteld vroeger. Toen ik dit voorjaar van Nice over Frankfort naar hier thuis kwam, kregen wij in Marseille een gezelschap in den trein van vader, moeder, drie vrij groote kinderen en een meid, welke op het punt waren zich in onze coupé in te nestelen, toen de aanblik onzer twee honden hen, gode zij dank, afschrikte. Welnu, dit gezelschap is er in geslaagd in dien nacht niet alleen de coupé, dien zij neven ons in bezit namen, maar zelfs den geheelen gang, zóó te bevuilen, dat de duitsche conducteur, die 's ochtends aan de grenzen den vuilen franschen collega verving, terstond een bezem ging halen, en zoowel meid, als mevrouw beide aan het werk zette om eigenhandig de smerigheden op te ruimen. Onze honden daarentegen hebben zich den geheelen nacht absoluut-rustig gehouden, en lieten geen enkel spoor achter van wat ook; - in beide gevallen waren het duitsche conducteurs die zoo flink optraden; ik wil van onze hollanders, van wien ik altijd de meest beleefde en vriendelijke behandeling ondervond, niets dan goeds zeggen, wat mij-persoonlijk aangaat, maar ik betwijfel of zij zulk een onbegrensde macht tot flink optreden bezitten als den duitschen conducteurs wordt verleend door hunne directies.
Klimop. - Ik zou het uitstekend vinden, indien gij over, het Groenloopen, of liever-gezegd tegen het Groenloopen, een flink artikel wilt maken. Maar dit schetsje van U is m.i. veel te onbeduidend, niet alleen wat de beteekenis aangaat, maar óók als verhaal op zich zelf beschouwd. Het is niets, noch schets noch beschouwing. 't Geen gij naar aanleiding van die zaak schrijft, beaam ik volkomen. Mevrouw van Holthe tot Echten - van Harpen Kuyper heeft een brochure tegen het Groenloopen geschreven, die ik U ter lezing aanbeveel, en hoop in deze dagen in de Lelie nog eens te pas te brengen. Doe U best eens en maak iets anders - Uw brief over Uw onaangename ondervinding zie ik met veel belangstelling tegemoet, want ik-ook heb zoo'n lief familie-exemplaar gehad, die, onder het motto liefheid, zich overal indrong, (wel te verstaan waar wat te halen viel, geld, voorname relaties, invloed voor haar man), en die zoo valsch was, dat je nooit wist wanneer ze waarheid sprak en wanneer leugen. Een eigen eerlijke opinie had ze nooit, altijd die van de(n)gene, die moest worden opgevleid. - Gij spreekt van een vorigen brief van U, met een bezending. Ik meende, dat ik U reeds had beantwoord op alles. Hebt gij die laatste corr: aan U niet gelezen misschien? In elk geval zal ik de copie nog nazien.
L.P. - Uw ‘piete-peuter-briefje’ om Uwe belangstelling met mij uit te drukken, vond ik zoo lief, dat ik er U omgaand voor kom bedanken. Ik beantwoord Uw vorigen langen brief dan later zoo spoedig mogelijk. Het was een heel lief idee van U dat laatste briefje te schrijven.
J.K. - Ik beantwoord nu maar éérst Uw laatsten brief met het artikel, waarvan ik U de proef laat toezenden. Gij ziet daaruit dat ik het plaats, en ook zal ik het in dat nommer, dat met den gedenkdag samenvalt, doen opnemen. Voorloopig hartelijk gegroet.
Jonge Weduwe. - Ik zal aan Uw noodkreet gevolg geven. Er is zóóveel copie. Maar gij hebt nu wel recht op een beurt. Is dit niet Uw laatste pseudoniem?
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN