| |
| |
Hoofdartikel
De Nationale Tentoonstelling voor Huisvlijt.
Van af ongeveer half Juli tot einde September wordt te Scheveningen gehouden de door den Volksbond tegen Drankmisbruik georganiseerde Tentoonstelling voor Huisvlijt, waarvoor reeds maanden tevoren allerwegen de groote, sprekende biljetten waren aangeplakt. Wat wordt met deze tentoonstelling bedoelt, en welke is de plaats, die de huisvlijt thans reeds in ons volksleven inneemt? Het doel der tentoonstelling wordt uitgedrukt door het volgende eerste artikel van het program, dat de Volksbond zich bij de organisatie der tentoonstelling heeft gesteld:
1o. daadwerkelijk te toonen de opvoedende en sociale kracht van huisvlijt, onder welker voortbrengselen alleen wordt verstaan datgene, wat door lieden, die reeds op andere wijze een middel hebben om in hun voornaamste levensonderhoud te voorzien, wordt gemaakt met het doel hun vrijen tijd ernstig en aangenaam, ook voordeelig te besteden;
2o. te laten zien de groote ontwikkeling die de huisvlijt in Nederland reeds heeft bereikt, daardoor onderlinge leering te kweeken en den lust voor dezen arbeid te doen ontstaan, waar hij nog ontbrak of niet voldoende aanwezig was;
3o. te strekken tot krachtig middel van propaganda voor den Volksbond en zijnen
| |
| |
arbeid in het bijzonder, en voor het werk der drankbestrijding in het algemeen;
4o. te trachten, zoo de financiën dat toelaten en de inzendingen er de technische mogelijkheid toe openen, uit de tentoonstelling zelve ten dienste van den Volksbond een keurcollectie samen te stellen, welke in den zin van verplaatsbaar museum zal kunnen worden aangewend, dit laatste na afloop der tentoonstelling door de algemeene commissie te besluiten en te omschrijven.
Welke de beteekenis is der huisvlijt in het volksleven hoopt de Volksbond dat uit deze tentoonstelling blijken zal, omdat daar zal worden aangetoond, hoeveel meer dan men vermoedt in ons land reeds aan huisvlijt wordt gedaan, waardoor tevens een juist overzicht wordt verkregen en het mogelijk is te doen wat noodig zal blijken om den juist in de huisvlijt nog zoo veelvuldig voorkomenden wansmaak te bestrijden, zoodat op den duur langs den weg der huisvlijt misschien zou te komen zijn tot een zuivere volkskunst.
Om tot een juist begrip van de beteekenis der huisvlijt te komen, is het noodzakelijk dat men het onderscheid tusschen huisvlijt en huisarbeid scherp in het oog houdt. Huisarbeid is een onderdeel van de algemeene industrie. Het is de arbeid die door de daarin werkende arbeiders wordt verricht als hun hoofdbedrijf en hij verschilt alleen daarin van den gewonen industrie-arbeid dat hij niet wordt verricht in fabrieken, of althans tot het verrichten van arbeid bestemde lokalen, maar ten huize van den arbeider. Onder huisvlijt daarentegen verstaat men het werk dat gedaan wordt in den na het gewone dagelijksche werk overblijvenden vrijen tijd, in de eerste plaats als liefhebberij, waaruit het dan soms mogelijk blijkt een bijverdienste te trekken. Men zou dus kunnen aannemen dat de beteekenis van den huisarbeid is een sociale, die van de huisvlijt is een aesthetische, omdat het juist langs den weg van de huisvlijt, dus van het uit liefhebberij gedane werk in de allereerste plaats, mogelijk zou blijken den volkssmaak te veredelen.
In deze richting is de beweging begonnen in het hooge Noorden, in Zweden en Noorwegen, waar de lange winteravonden der bevolking tot beoefening van sloid de beste gelegenheid gaven; zij is daarna overgewaaid naar Duitschland, dat met zijne dikwerf tamelijk dicht bevolkte hooge gebergtestreken als het Schwarzwald, Thüringen en den Harz, die evenzeer des winters van alle verkeer buitengesloten zijn, een dankbaar arbeidsveld gaf.
Natuurlijk is er in beginsel niets tegen te zeggen, dat de vervaardigde voorwerpen verkocht worden indien dat tegen een goeden prijs kan geschieden, maar hoofdzaak moet blijven het eigen gebruik, moet blijven de zin voor het werk zelf. Want juist daardoor kan de huisvlijt ook eenig sociaal belang krijgen, omdat zij een rem wordt tegen maatschappelijke verkeerdheden waar de huisvlijt den geest van huiselijkheid en den famieliezin kan versterken, omdat - het is meer dan eens gebleken - geheel het gezin langzamerhand gaat meeleven met het product van den handenarbeid, dat het ziet tot stand komen. Drie groote voordeelen der huisvlijt doen zich dan ook kennen: het voordeel in sociaal-economisch opzicht, omdat het de onnoodige uitgaven tegengaat en een kleine nieuwe bron van welstand opent; het
voordeel in wijsgeerig opzicht, omdat het leert begrijpen dat zelfs het minste stuk grondstof bij goede aanwending nog waarde kan hebben en de mensch altijd meer kan dan hij meent, indien hij slechts wil; het voordeel in aesthetisch opzicht ten slotte, omdat onwillekeurig dergelijke arbeid den kunstzin moet ontwikkelen.
***
De beweging voor huisvlijt, die niet nieuw is in ons land (reeds voor dertig jaar was het o.a. mr. Kerdijk die er krachtig voor ijverde) was echter langzamerhand geluwd en vrijwel overgegaan tot een beweging, met vrij afwijkende beteekenis, voor handenarbeid. Uit den sluimer, waarin de beweging daardoor was geraakt, werd zij voor vijf à zes jaren door den Volksbond gewekt. In 1905 werd de
| |
| |
eerste tentoonstelling gehouden te Winterswijk van 750 voorwerpen van bijna 200 inzenders. Spoedig daarop volgde Utrecht met 1000 voorwerpen van ongeveer 400 inzenders, en Wageningen. In 1906 werd een geheele reeks tentoonstellingen gehouden, die elk jaar werd voortgezet en zoo zijn nu welhaast in de voornaamste plaatsen van alle provincies
tentoonstellingen van huisvlijt gehouden, waarbij telkens weer het verschijnsel kon worden geconstateerd, dat de beweging in verheugende mate veld wint. In de eerste plaats kon dit geconstateerd worden waar het aantal inzenders en bezoekers gestadig groeide, maar bovendien bleek het ook daaruit, dat personen van elke gezindte en kleur zich bij de beweging aansloten en haar steunde en dat bijna in alle gevallen op de medewerking der autoriteiten mocht gerekend worden.
Het succes bleef en blijft aanhouden. Een eerste jaar waren er 12 tentoonstellingen, een tweede jaar reeds 21, een derde jaar bedroeg het aantal meer dan dertig en een vierde was het weer hooger. Totaal zijn nu, dank zij het initiatief van den Volksbond, in meer dan 80 verschillende steden van Nederland meer dan 100 tentoonstellingen van huisvlijt gehouden. En het was wel te verwachten, dat binnenkort een nationale tentoonstelling uit al deze locale exposities zou groeien. Op de algemeene vergadering te Rotterdam in 1907 deed de afdeeling Deventer in dezen zin het eerste voorstel, dat na krachtige ondersteuning van mr. Goeman Borgesius onmiddellijk werd aangenomen; een commissie van advies toog aan het werk, en bracht aan het hoofdbestuur van den Volksbond een rapport uit, waarin zij concludeerde, dat eene Nationale Tentoonstelling ten zeerste wenschelijk en tevens mogelijk was. Toen werd de uitvoerende commissie der tentoonstelling benoemd, die den 12en October 1908 te Utrecht werd geinstalleerd en dadelijk daarna haar werkzaamheden aanving.
De tentoonstelling bestaat uit twaalf afdeelingen, te weten:
I. Oorsprong, geschiedenis en ontwikkeling der Huisvlijtbeweging in ons land. Literatuur, leerboeken en geschriften; leermiddelen, werktuigen en grondstoffen ter bewerking.
II. Een moderne huisvlijtschool met openbare les, en nieuwste hulpmiddelen.
III. Huisvlijtproducten uit vroegeren tijd.
IV. Houtbewerking en metaalbewerking.
V. Papier-, leder- en beenbewerking; riet-, touw- en stroovlechtwerk.
VI. Nuttige en fraaie handwerken.
De afdeelingen IV, V en VI moeten een beeld geven van de trapsgewijze ontwikkeling van het eenvoudigste tot het meest kunstig bewerkte huisvlijt-product, uit eenzelfde stof vervaardigd, tevens zoo mogelijk met indeeling der groepen naar practisch nut en versiering.
VII. Teekenkunst, schilderkunst, photographie, projectie, boetseer- en kleiarbeid.
VIII. Verscheidenheden, niet behoorende tot de vorige afdeelingen, als: Postzegelarbeid, scherfwerk, en alle versieringsarbeid uit waardelooze grondstoffen.
IX. Versieringen van diversen aard.
X. Inzendingen van bijzondere personen en instellingen.
XI. Huisvlijt-producten uit de koloniën en uit de inzendingen uit het buitenland.
XII. Huisvlijt als propagandamiddel van den Volksbond door aanschouwelijke voorstelling.
Ongetwijfeld geeft de tentoonstelling een zuiver en volledig beeld van de huisvlijt zooals die thans in ons land wordt beoefend. Natuurlijk, de eene streek zal beter vertegen- | |
| |
woordigd zijn dan de andere, maar geene streek, waar van huisvlijt sprake is zal vergeten zijn. Uit het Noorden van Groningen zoowel als uit Zeeuwsch-Vlaanderen komen de inzendingen; zoowel van de Oostelijke grens van Overijsel en Gelderland als van de Noordzeekust hebben de inzenders zich aangemeld.
Karakteristieke groepen zullen evenmin ontbreken; Friesland wordt schitterend vertegenwoordigd, een Marker interieur is aanwezig, van de Limburgsche kloosters is eene collectie inzendingen, die op den huisvlijtarbeid van deze inrichtingen een geheel eigen beeld zal werpen; en de instellingen als het Haarlemsche Museum van kunstnijverheid en de Weefschool te Enschedé ontbreken evenmin. Duizenden en nogmaals duizenden voorwerpen, waaronder er talrijke zijn met hunne speciale eigenaardigheden, zullen er te zien zijn, en aantoonen welke kunststukken na jarenlang en volhardenden arbeid dikwerf worden tot stand gebracht. Het mooiste van het mooie zal men er aanschouwen, en dit in alle genres, van af het eenvoudigste gesneden vouwbeen, tot het meest ingewikkelde mechanisme, van den kunstvollen borduurlap tot het fijnst denkbare kunstnaaldwerk.
Maar ook uit de koloniën en uit 't buitenland zijn belangrijke inzendingen verschenen. Reeds tevoren kon worden gemeld, dat Zweden schitterend zou zijn vertegenwoordigd. Denemarken eveneens door de zorgen van zijn kunstvlijt en huisvlijtvereenigingen. Noorwegen zal officieël niet inzenden, in het land zelf is dit jaar eene Nationale Tentoonstelling voor Huisvlijt die zulk een inzending tegenhoudt, doch niettemin kan een Noorweegsche collectie niet ontbreken. Van Rusland is nabij het Cz. Peter huisje een verzameling ondergebracht, en Roemenië is met kantwerk aanwezig, even als ook Engeland, Schotland, Frankrijk, en een deel van Italië vertegenwoordigd zijn, terwijl door de particuliere hulp, een en ander uit exotische landen aanwezig is. Uit Duitschland zijn tal van particuliere inzendingen waaronder vooral mooi Neurenberger werk en een kostbare collectie poppen. En in Berchtesgaden, gelegen op de bijna uiterste grenzen van Beieren, heeft zich onder voorzitterschap van den directeur der Holzschnittschule, den heer Kindel, zelfs een comité gevormd om inzendingen naar deze tentoonstelling te bevorderen. Van uit Beieren zoowel als uit Tyrol en Bohemen was iets te verwachten en de pogingen, in het werk gesteld om het mooie werk uit Oostenrijk en Hongarije niette doen ontbreken, zijn met goeden uitslag bekroond. Ook Spanje komt goed voor den dag en helpt mede dit deel van het gebouw tot een ware ‘rue des nations’ te maken.
De Tentoonstelling is te Scheveningen. Het terrein voor het gebouw is gelegen in de onmiddelijbe nabijheid van het circus Schuman, en wordt begrensd door de nieuwe Parklaan, Stevin- en Neptunesstraat. In verband met den ongeveer driehoekigen vorm van het terrein werd het gebouw ook in zoodanigen vorm opgetrokken en vertoont dientengevolge een sterk vooruitspringenden zijkant langs geheel de Stevinstraat. De hoofdingang is aan de Nieuwe Parklaan. Door den tuinaanleg voor het gebouw bereikt men spoedig den in twee deelen gescheiden ingang.
Deze ingang voert naar een ruimen corridor, die aan den eenen kant heeft het kunstzaaltje, waarin door de zorgen van den Haagschen Kunstkring eene fraaie collectie schilderijen zal worden bijeengebracht, en aan de andere zijde toegang geeft tot de buitengroepen, die in werkelijkheid trachten weer te geven het ontzaglijke moreele voordeel, dat huisvlijt
| |
| |
biedt en waardoor deze eene zoo goede bondgenoote is in den strijd van den Volksbond. Aan beide kanten van de hall groepeeren zich de verschillende afdeelingen, waarin de tentoonstelling is verdeeld. Naar rechts gaande komt men allereerst in de afdeeling voor de kolonieën en buitenland, welke waarlijk schitterend is. Daarna bereikt men de historische afdeeling, dan de moderne huisvlijtschool, en de eerste afdeeling welke een systematisch overzicht aan de beweging in ons land zoowel in heden als verleden tracht te geven. Hier vindt men ook opgesteld het Czaar Peterhuisje in ware grootte, huisvlijtwerk van Zaanlanders, dat de woning aan den Russischen keizer weergeeft, zooals ze in het begin van de 18 de eeuw was.
Aan den linkerkant strekken zich de verschillende gewone groepen der inzendingen uit. Allereerst komt men langs inzendingen van instellingen, dan ziet men het metaalen het houtsnijwerk, daarna het papier- en rietwerk, vervolgens de handwerken, daarna teeken- en schilderkunst, photografie, boetseeren kleiarbeid.
Ten slotte de verscheidenheden van echten huisvlijtarbeid, als postzegel- en scherfwerk. De afdeeling der verzamelingen sluit dezen vleugel van het gebouw, waarvan de expositieruimte 2400 vierkante Meter ongeveer bedraagt. Een aardige tuinaanleg verfraait het gezicht op het gebouw. Die tuin biedt tevens een prettig zitje voor het restaurant, dat met den oostelijken hoek aan de Stevinstraat uitkomt, en ook voor het theesalon, hetwelk uitzicht op het vroolijke gewoel op het Gevers Deijnootplein geeft. In den tuin is een sierlijke Zaansche windmolen op werkelijke groote, ook echt huisvlijtwerk, geplaatst.
* * *
Slechts op de tentoonstelling de aandacht vestigen, dat beoogt dit artikel. Op hare innerlijke waarde te wijzen, het worde volgaarne aan andere en meer onpartijdige hand overgelaten.
Maar over de beteekenis der tentoonstelling een enkel woord. In tweeërlei opzicht. Allereerst dan het doel, waarvoor ze werd opgezet, welk doel in de beeldengroepen van de twaalfde afdeeling hare concentratie vindt. In zekeren zin is afdeeling XII de apotheose der tentoonstelling; hier vindt men ìn een tweetal groepen hare geheele groote beteekenis weergegeven en hier heeft men getracht een aanschouwelijk en zoo sprekend mogelijk beeld te geven van het voordeel, dat ze in sociaal en economisch, en ethisch, en moreel opzicht voor de samenleving beteekent.
Een enkele muur slechts scheidt de beide gezinnen die daar aan den bezoeker worden voorgesteld; slechts enkele passen zijn er tusschen de beide kamers van deze twee werklieden gezinnen. Maar welk een ontzaglijk onderscheid ligt er niet tusschen het innerlijk der beide kamers, welk een niet te overbruggen afstand bijna spreekt er voor den aard der beide gezinnen. De ruimte maakt het natuurlijk noodig deze beide kamers
vlak naast elkander te brengen, maar ook in die onmiddelijke nabijheid ligt eene symbolische beteekenis. Want het is niet onmogelijk, integendeel het zal veelal voorkomen, dat twee aaneengrenzende huizen, kon men slechts even de daken oplichten, dit verschillend aanzien zouden bieden.
| |
| |
Ter rechter zijde is in het kleine vertrek licht aan welvaart en opgewektheid warm getint door huiselijkheid en gezelligheid. In het nette vertrek, dat blijk geeft dat hier een huisvrouw, die zorg voor haar gezin en voor haar inboedel heeft, aan de gang is.
Steeds door, zit de moeder aan tafel voor het theeblad en werkt ijverig; naast haar is het kleine meisje bezig met een eenvoudig huiselijk werk, waarvan zij de resultaten verheugd toont. In den hoek der kamer houdt de zoon zich bezig met zaagwerk, en de vader, die rustig de courant zit te lezen, kan met kalmen glimlach van tevredenheid op deze vredige omgeving neerzien; hij werkt hard voor de zijnen maar wat hij verdient is ook voor hen. En hij vindt er meer genoegen in, in zijn huiskamer, waar zoo menig stuk van den eigen arbeid spreekt te zitten, dan des avonds uithuizig te zijn en buiten de deur vermaak te zoeken.
En nu zie men ter linker zijde. In ellendigen toestand ligt de dronkaard meer op zijn stoel dan dat hij daarop zit; de arme vrouw, die misschien reeds jarenlang gestreden heeft om het huiselijk kwaad te overwinnen, is ten lange leste onverschillig geworden, en van hare onverschilligheid draagt de geheele omgeving de sporen. Het weinige huisraad, dat nog niet de deur is uitgedragen ziet er verwaarloosd uit; het gordijn zelfs voor het raam hangt aan flarden. De omgeving is er eene om van te schrikken; de omgeving zooals deze langzamerhand geworden is, kan niet anders doen dan de huiselijkheid vernietigen, huiselijk geluk verbannen. En in de wieg ligt het arme kleine kind rustig te slapen, en zelfs dit kind ziet men reeds de sporen aan, die de ellende, door de ouders veroorzaakt, misschien geheel zijn verder leven zal hebben te betreuren. Men ziet wat gekomen is, men kan vragen hoe dat gekomen is, en men kan er bijna zeker van zijn, dat veel van dezen ellendigen toestand is te brengen op de rekening van ledigheid en verveling, aan vrijen tijd die niet benut werd. De gezegende invloed van de huisvlijt spreekt hier duidelijk. Sociaal en economisch, omdat zij krachtig maakt,
gelukkig en rijk naar binnen degeen die haar beoefenen; ethisch, omdat zij het beste voorbeeld geeft, dat denkbaar is voor de jeugd; moreel, omdat zij leert, dat zelfs door het meest onaanzienlijke nimmer tijd verloren is, maar in bezigheid werd doorgebracht.
* * *
| |
| |
Daar ook de beteekenis in wat volgen kan. En we denken hier aan de woorden van eene hoog ontwikkelde vrouw, die in een werk, getiteld: ‘Houdt het handwerk hoog’, schreef: ‘De woning van den ambachtsman en den arbeider, vroeger een vreugde voor het oog, door het mooie snijwerk op wanden en kasten, het vroolijke vertrek met de smaakvolle, praktische meubels, dat alles was voorbij en was uit. Jarenlang droeg ons aller huiselijke inrichting het kenmerk van deze vernedering. Bij den rijke zag men de verbazend leelijke, logge mahoniehouten buffetten en tafels, bij den mindergegoede stand de geverfde vurenhouten kastjes, stoelen enz. Vooruit maar, gauw afgetimmerd, glad gemaakt, opgeverfd, bij dozijnen vervaardigd.
‘Ik vraag maar, hoe kan de ambachtsman plezier aan zijn werk hebben, als hij dag in, dag uit, dezelfde monsterlijk leelijke dingen maken moet? Dingen bij getallen en gehaast afgewerkt, waarin hij niets van zijne gedachte leggen kan? Waarvan hem niet gevraagd wordt of hij ze mooi of leelijk vindt?
Neen, dank het feit dat er thans zooveel te zien en te leeren valt, voor hem, die zoo verstandig is zijne oogen wèl te gebruiken, staan wij aan het lichten van een nieuwen beteren dag. Voor onzen tijd is de eer weggelegd, een betere richting aan te geven. De tijd, waarin elk huis, groot of klein, elke woning, 't zij die weinig of veel huurprijs doet er 't kenmerk van draagt, dat de bewoner liever iets fraais ziet, dan iets leelijks. En 't gelukkige is, dat men zich zelf aan dat mooie helpen kan.
Praktisch gaan Kunstnijverheid en Huisvlijt samen. Bij een met snijwerk versierd kastje staat postzegelwerk best; goed postzegelwerk is, vooral als er een schilderijtje van gemaakt is, beelderig, en zóó fijn van tint, dat het oog er met welgevallen op rust.
Een valgordijn van wit katoen met een zelfgehaakte of kunstig zelf vervaardigde kant (klos- of speldewerk) daaraan, staat veel netter dan grove “guipure,” die direct vol stof zit ook. Een met snijwerk versierd kastje en de eenvoudige, geverfde, gemakkelijk zittende knopstoel daarbij, tooveren een gezellig hoekje. En het kleine kopergoed, dat door een deskundige thuis in de snipperuren kan worden vervaardigd, is een sieraad op den schoorsteen.
Van het verblijf aan Kunstacademie of School voor Kunstnijverheid, kan men het in dezen niet hebben; dat is slechts weinigen gegeven, èn wegens de levensomstandigheden, èn wegens de kosten.
Wel kunnen zij, die deze schoone instellingen bezochten, na volbrachte studie een zegen voor hunne omgeving zijn. Vergeet niet, dat men in vroeger tijd, wat het maken aan gebruiksgerei en meubels, die 't eigen huis verfraaiden en gezellig maakten, betreft, veelal op zich zelf was aangewezen. Van huisvlijt naar Volkskunst, die stap kan gedaan en zal, bedriegen de kenteekenen niet, ook worden gedaan.’
***
Twee uitspraken zouden we hier naast elkander willen zetten. De eerste is van den Amsterdamschen kunstvriend, de Heer R.P.J. Tutein Nolthenius en luidt:
‘Waartoe buitenlanders binnengeroepen op een nationale tentoonstelling, zal menigeen vragen? Men vreest n.l.: dat het zien van dien buitenlandschen arbeid te zeer de inzenders zal ontmoedigen!
Inderdaad, het is niet tegen te spreken, dat vele landen ons in huisvlijt verre vooruit zijn. In menig geval is dit toe te schrijven aan natuurlijke oorzaken. Maar ook zéér dikwijls is die bloei der buitenlandsche huisvlijt enkel te danken aan den krachtigen en oordeelkundigen steun door hoogstaande mannen en vrouwen aan die huisvlijt verleend. Wie weet niet hoezeer Roemenië's Koningin de zijdeteelt en het weven heeft bevorderd? En hoezeer was enkele tientallen jaren geleden de huisvlijt in Denemarken, Zweden en Noorwegen in verval geraakt!
Niets is dus zoo leerzaam als te zien wat dergelijke landen thans op dit gebied voortbrengen. In plaats van ons te ontmoedigen, kan juist dat tentoonstellen van buitenlandsche huisvlijt een spoorslag ten goede zijn. Om deze reden werd dan ook te Amsterdam het buitenland uitgenoodigd tot deelneming, en ik ben blij dat in Scheveningen thans op dezelfde wijze, en wel op veel uitgebreider schaal, hiertoe wordt overgegaan. Wie het goed meent met onze Nederlandsche huisvlijt, moet zich niet schamen bij het buitenland in de leer te gaan. En ook in dit opzicht zal de Scheveningsche tentoonstelling voor allen een openbaring worden.’
De andere is van den Haagschen wethouder de Wilde en zegt:
‘Huisvlijt is ongetwijfeld een van de meest deugdelijke middelen om de huiskamer en
| |
| |
alzoo het leven in het gezin gezellig en aangenaam te maken.
Het mag dan ook als een moedgevend teeken des tijds worden beschouwd, dat de groote waarde aan huisvlijt en handenarbeid, ook voor den strijd tegen het alkoholisme, met ieder jaar al meer en beter wordt verstaan. Want wel zijn er helaas nog tal van gezinnen op het platteland en in onze groote steden, waar huisvlijt niet of in zeer geringe mate wordt beoefend en waar de lectuur van couranten en romans zoo ongeveer de eenige bezigheid vormt, wanneer de dagtaak is geeindigd; doch hiertegenover mag toch ook gewezen worden op het feit, dat slechts weinigen meer geheel onbekend zijn met de pogingen, die allerwege in ons land worden aangewend om de vrije uren meer productief voor het gezin te doen zijn, zoo in ethischen als in economischen zin.
Op Huisvlijtgebied is in ons volksleven een groote verbetering waar te nemen, waar ieder, die de waarde kent van een gezond solied gezinsleven, zich hartelijk verblijdt.
Deze vooruitgang in het gezins- en in het volksleven zal straks aanschouwelijk worden gemaakt te Scheveningen, waar de mooie resultaten van huisvlijt en handenarbeid zullen worden tentoongesteld.
Op die tentoonstelling zal zeker ook wel eenige aanwijzing worden gegeven van de ontwikkeling, die de Huisvlijt in het buitenland heeft verkregen. Toch belooft onze Tentoonstelling bovenal nationaal te zijn, zal zij duidelijk maken hoe de Huisvlijt in alle kringen van ons volk, in alle provinciën van ons land, een plaats der eere heeft weten te verkrijgen.
Nationaal mag deze Huisvlijttentoonstelling worden genoemd, aangezien van zelf kan worden aangenomen, dat het Nederlandsche volk het algemeen voorstaat iedere poging om door nuttigen arbeid het volksleven op hooger peil te brengen.
Nationaal is deze tentoonstelling, aangezien aan het welslagen daarvan alle inrichtingen van godsdienstigen of politieken aard samenwerken.
In deze overtuiging ligt dan ook het vertrouwen dat de Huisvlijttentoonstelling van den Volksbond zal slagen.’
Hoe geheel verschillend standpunt nemen niet deze beide uitspraken in! Maar hoe waar zijn ze niet elk op dat standpunt en toonen ze voor de veelzijdige kracht van deze tentoonstelling.
v.d.M.
|
|