warm gij voor mij voelt. Voor alles wat gij mij dienaangaande schrijft dank ik U heel hartelijk; ik durf er niet in al te véél bijzonderheden op ingaan uit vrees U te verraden, maar ik wil U wèl in de eerste plaats heel hartelijk danken voor Uw handelwijze ten mijnen opzichte, en verder de verzekering geven dat gij het bij Uw beoordeeling van mijn karakter bij het juiste eind hebt. Ik bedoel niet zoozeer wat de vriendelijkheden aangaat die gij zegt aan mijn adres, als wel wat Uw voorstelling aangaat omtrent mijn drijfveeren, mijn onafhankelijkheid ten opzichte van de meening van anderen, de wijze waarop het leven mij vormde tot wie ik ben, etc. Gij hebt m.i. zoo gelijk dat ‘bescheidenheid’ dikwijls niets, is dan valsche hoogmoed. Wat mij aangaat, ik geloof niet dat die mij kennen mij ‘trotsch’ vinden, noch ijdel, maar het kan mij verbazend weinig schelen wat zij, die mij niet kennen, van mij zeggen, of over mij oordeelen. Integendeel. Daarom moet ik altijd een beetje ‘hoogmoedig’ glimlachen om die goede menschen, die zich zoo ontzettend ergeren aan mij, en het toch niet kunnen laten mij te lezen. Als ik hen was bespaarde ik mij-zelve die ergernis dan liever. De waarheid doet heel dikwijls pijn. En ik heb de gewoonte de waarheid vierkant te zeggen en die schijnt zeker soort van ongehuwde jofferen al heel véél pijn te doen! Hetgeen mij oprecht spijt voor háár; maar ik kan de waarheid niet veranderen. En haar verzwijgen wil ik nu eenmaal niet. - Het zal U zeker genoegen doen dat die hondengeschiedenis van U een mijner bekenden deed uitroepen: ‘precies zooals de mijne is’. ‘Wat leuk beschreven’. - Neen, gij behoeft niet te denken dat ik mij erger of verwonder naar aanleiding van wat gij mij schrijft. Alleen onbeduidende menschen worden voorbijgegaan zonder dat zij anderen uitlokken tot
een oordeel over hen; en, daar ik zoo vrij ben mij-zelve inderdaad een persoonlijkheid te vinden, verwondert het mij dus geenzins dat ik vele oordeelvellingen uitlok! - Gelijk gij terecht schrijft, meestal uit partijdige oorzaken. Wat kan het mij schelen! Ik herhaal, als ik zulke menschen zoo verontwaardig, dan moeten zij mij niet lezen. Dat is de beste raad dien ik hun kan geven. Wees nogmaals hartelijk gedankt voor Uw warm pleidooi, en het beste met Uw gezondheid!
Asmodee. Ik zou het prettig vinden indien gij een minder leelijk pseudoniem wildet kiezen. Kan dat niet? - Ik begreep wel dat gij mijn oordeel over Frans Coenen niet zoudt deelen. Dat hij talent heeft, heb ik-ook geenzins ontkend; en ook ben ik het met U eens, dat men niet steeds over de lichtzijde des levens behoeft te spreken, maar men behoeft m.i óók niet steeds het platte en leelijke ervan op te zoeken. Men kan ook wel treurige en droevige toestanden ontblooten, zonder zich als het ware te vermeien in goorheid en vuil. - Ik geloof - gij moet mij dat oordeel ten goede houden, wanneer het Uw socialistische gevoelens mocht kwetsen - dat slecht een kleine minderheid der menschen in staat is tot denken, óók al ontwikkelt men haar nog zoo. De groote meerderheid is en blijft te dom daartoe. Dientengevolge maakt ‘verlichting’ en ‘ontwikkeling’ haar nog dommer. En dáárom vind ik godsdienst, en speciaal de uitstekend ingerichte R.K. Kerk, een prachtig tuchtmiddel. Dat houdt de domme massa in bedwang, en terug van den weg der verdierlijking.
Ik ben blij, dat die vroegere Leliejaargang, die gij cadeau kreegt, U interesseerde. Ik stel mij voor in dezen nieuwen vele artikelen te schrijven over actueele onderwerpen.
B. - Ik haast mij Uw lieven vertrouwelijken brief omgaand te beantwoorden. Natuurlijk begrijp ik nu alles heel goed; óók het dubbel-verschrikkelijke ervan. Ik durf er niet veel van zeggen, om U niet te verraden, maar Uw besluit lijkt mij erg flink en verstandig, en, wat mij betreft, zal ik zeker aan Uw wensch denken, als ik iets voor U kan doen. Ik-zelf kan voor Uw stemming zoo meevoelen. Ik kan U dit niet hier uitleggen; misschien doe ik het nog wel eens met een paar woorden particulier. Maar, juist wat gij van dien laatsten persoon schrijft, en Uw eigen stemming daarover, is óók op mij-zelve zoo toepasselijk - Ik vind dat verhaal van Uw hond zeer aandoenlijk-lief. Altijd als ik zoo iets lees verdiep ik mij er in of mijn Benjamin dat óók zou doen? Hij is zóó dol op mij; met elken dag meer. - Gij zult wel begrijpen, dat ik niet meer wil zeggen uit angst dat ik U zou leed doen, door U aan anderen te verraden. Gelijkgezegd, zoo mogelijk wil ik U particulier iets schrijven. Hoe diep ik met U meevoel zult gij wèl begrijpen, nietwaar?
1813. - Een zóó bijzonder iets als Uw ziek zijn doet mij dadelijk naar de pen grijpen om U een woordje van deelneming te zenden. Ik begreep niet goed uit Uw brief of gij nu reeds te S. zijt; mijn bedoeling was U eens hier bij mij te vragen, maar 't zou wel kunnen, dat ik al zelve op reis was als het nog lang duurt eer gij komt, want ik zal toch wel naar Nauheim moeten, vrees ik! Dat hoor ik dan nog wel. - Nu, ik vind dat ‘Miesje’ uit mijn roman niet veel gemeen heeft (naar wat ik er mij van voorstel ten minste) met Uwe dochter. Zoo min als gij veel hebt van mevrouw Vervoorde. Toch zou ik nooit mijn dochter, die eenmaal volwassen was, willen dwingen tot wat ook. Ik vind: vrijheid blijheid; dat geeft eerst de ware intimiteit. Ik werd thuis tot heel veel gedwongen ‘omdat ik een meisje was.’ Dat geeft een gevoel van stillen opstand. - Ik hoop den nieuwen roman zooveel mogelijk geregeld te geven elke week. - Van harte beterschap, beste 1813. - Hartelijk gegroet.
Myrrha. - Gij moet nog altijd wat geduld hebben eer ik U particulier kan schrijven. Er is tot die verhindering een bijzondere reden.
H. van H. - Ik dank U voor de brieven; moet U eveneens zoo mogelijk particulier antwoorden.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.