Boekbeschouwing.
W.A. Paap. De Kapelaan van Liestermonde. Roman uit het priesterleven. (Veldt. 1910. Amsterdam.)
Ei! 'n katholieke roman! Dat is, op de boekenmarkt, iets zeldzaams! Maar nog buitengewoner wordt dit feit, wanneer men bedenkt dat zij het werk is van een... niet-roomschen auteur. Welliswaar klinkt zijn naam anders, - men zou dan vermoeden dat Paap op de zelfde manier aan zijn naam was gekomen als de ‘geuzen’ aan de hunne - maar het is zoo. En nu heeft deze schrijver met een moed en volhardingsvermogen, die bewondering wekken, zich eerst toegelegd op de studie van de roomsche kerk in haar theoretische beginselen en praktisch leven, om daarna het werk, zooals het voor ons ligt, bezonken en bestudeerd, het publiek aan te bieden.
Over Paap's letterkundige eigenschappen wordt tot in den treure gedisputeerd, en we zullen ons wel wachten daaraan nog een dispuut toe te voegen. Een feit is: Paap wordt veel gelezen, en daardoor bewijst hij leesbaar te zijn, hetgeen hij als auteur in de eerste plaats beoogt. Verder disputeert hij niet mee, maar doet, kalm zijn gang gaande en in een arbeidzaam leven steeds grooter publiek veroverend voor de aandacht, die zijn werk verdient, en dat bedoelt in groote lijnen het het leven in beeld te brengen; het leven, niet zooals het schijnt, maar zooals het is. Geen boek van Paap, noch zijn romans, noch zijn tooneelstukken willen iets anders doen, daarom gaat door allen een groot menschelijk meevoelen, dat hem soms er toe brengt zoowel den diepen humor als de diepe tragiek van het menschenleven met meesterhand te schetsen. Denk b.v. aan Arnold in Koningsrecht, aan de lieve verloofde van Vincent Haman enz.
Een goed getroffen figuur is ook Kapelaan Heynsberg uit den nieuwen roman. Kalm volgehouden en langzaam zich ontwikkelend tot den mensch, die vrijheid vraagt om zegenrijk te zijn.
Maar ik wil niet recenseeren gaan, doch bedaard zeggen voor de lezers der Hollandsche Lelie, wat we in dezen roman te lezen krijgen.
De Kapelaan van Liestermonde is de geschiedenis van een jongen man, die uit geestdriftig aanvaarden van een door jeugdigen ijver begeerde levensplicht, roomsch priester werd, met prijsgeven van een nog niet sterk geuitte, maar zeer innige liefde. Gelijk men ziet: een vrij gewoon geval. De eene persoonlijkheid echter zegeviert in dezen zielestrijd tot het einde, de andere niet. Heynsberg behoort tot de laatsten, al kwamen in zijn leven andere omstandigheden voor, die de richting ervan in hoofdzaak bepaalden. Immers, eenige jaren in het heilig dienstwerk zijnde, wordt hij te Liestermonde geplaatst onder den kinderlijken Deken Vrancken, waar hij tot collega's krijgt den ijverigen werker Eckmiller, die zich aan socialen arbeid geeft, en den cyniker Heerkens. Daar maakt hij van het leesverlof, dat de bisschop hem gaf om zijn studies uit te breiden, meer gebruik dan de bedoeling was, ten minste, hij maakt er nog al ruim gebruik van, en zòò... ja, wie zal het noodlottige gevolg niet vermoeden?
In Liestermonde woont ook zijn oude liefde, die door Vrancken in het heilig huwelijk is verbonden met den vromen Ezermans, handelsman. Deze blijkt echter een door jeugdzonden bedorven lichaam te hebben, waardoor het leven van Hansje Angevoort, een lange marteling wordt. Tevens ontmoet Heynsberg daar zijn ouden schoolvriend Etienne Borret, rector van het St. Blasiusgesticht, die meer onder suggestie der omstandigheden dan uit diepe roeping zich priester heeft laten wijden, en nu last heeft van zijn studie der sexueele moraal alsmede van zijn belofte van ‘eeuwigdurende zuiverheid’.
Het treurige einde laat zich raden. Beide vrienden vallen af van het geloof hunner vaad'ren. Borret krijgt een rijk vrouwtje in zijn leerlinge Nelly van Heel en Heynsberg, die uit armoe Hausse niet mee kan nemen, gaat alleen het leven in, om daar wellicht te boeten, omdat hij van den boom der kennis heeft gegeten. Hansje loopt echter van den zeurigen Ezermans weg en vlucht naar haar vader, hopend, stil hopend... in diep zielsverlangen... dat Heynsberg eens komt...
Met groote bedaardheid en eruditie is dit boek geschreven en het is Paap gelukt van de twee afvalligen, zoowel als van de andere heeren, levende geestelijken te maken. En die arme vrouw Stevens, is als brave room-