De Hollandsche Lelie. Jaargang 23
(1909-1910)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCorrespondentie van de redactie met de abonnésDe redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden. Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden. Redactrice.
P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
Abonnée sinds haar 14de jaar. - Ik dank U zeer voor Uw nader schrijven van 24 dezer. Zooals gij ziet heb ik, daar het onderwerp spiritisme en spiritualisme steeds zeer de aandacht en belangstelling van velen wekt, de plaatsing der artikelen van mevrouw van Rees - van Nauta Lemke niet langer willen doen wachten. - Ja, het is zooals gg schrijft, wie geen zekerheid heeft van een opstanding en wederzien hiernamaals, die leeft eigenlijk in één gestadigen angst om die hem hier op aarde dierbaar zijn. Hoe gelukkiger een momentane stemming, hoe wreeder die angst er ineens tusschensluipt; zoo voel ik het. Aan Uw verzoek heb ik, zooals gij ziet, gelijktijdig voldaan. - De gedachtenw: rubriek vindt inderdaad véél belangstelling; ik ben blij dat gij-ook er in medeleeft, en voor Uw aanmoedigend woord in zake mijn te velde trekken tegen de Querido-literatuur dank ik U hartelijk. Trouwens, ik ben ervan overtuigd dat diens glans-periode reeds lang aan het dalen is. - Hartelijk gegroet.
Abonnèe te H. (sinds 2 jaar) welke mij om particulier antwoord verzoekt. - Gij zult, hoop ik, U-zelve wel herkennen in dit door mij gekozen pseudoniem. - Ik kan namelijk, hoe gráág ik ook zou willen, niet afwijken van mijn stelregel, en moet U ot niet antwoorden of het doen langs dezen weg. Gij kunt namelijk, als gij even nadenkt, wel zelve begrijpen hoe de meesten Uwer, juist waar het zulke intieme dingen geldt, veel liever langs particulieren correspondentie-weg antwoord wenschen, zoodat ik, wat ik den eenen abonné toesta, dan niet meer den anderen zou kunnen weigeren. Behalve dat de open bare Correspondentie daardoor weldra geheel en al hare belangrijkheid zou verliezen en zou gaan ontaarden in een geheel onbeduidend iets, behalve ook de enorme | |
[pagina 767]
| |
tijdroovende inspanning die daardoor van mijzelve zou worden gevorderd, is er nog een derde en hóófdreden waarom ik niet kan treden in Uw wensch. Immers, ik zou daardoor particulier en, als het ware heimelijk, van raad gaan dienen aan mij-onbekenden, juist in de meest intieme levensgeschiedenissen. In welk een scheeve verhouding zou ik daardoor geraken tegenover hunne omgeving; wáár zouden mijn particuliere brieven wellicht belanden; onder wèlke oogen komen ten slotte? Geef U daarvan eens rekenschap. Gij zijt een uit velen, die mij dit verzoek doen om particulier antwoord op zulk een intiemen grond, en daarom is het wel goed dat ik er bij deze gelegenheid eens uitdrukkelijk op wijs hoe onmogelijk het voor mij is - ook met den besten wil ter wereld en met de meest oprechte deelneming en belangstelling bezield - in dezen U en andere soortgelijke verzoekers ter wille te zijn. - Wat ik hier in de Lelie in het openbaar zeg, dat heb ik als zoodanig in het openbaar te verantwoorden; indien ik echter een particuliere correspondentie zou gaan aanvangen met mij geheel-onbekenden, en dat nog wel over zulke kiesche onderwerpen, dan zou ik mij begeven op een voor mij zelf gevaarlijken weg, omdat ik niet zou weten waar het begin ervan is en waar het einde. - Alvorens dus U mijne meening te zeggen over Uw m.i. zeer moeilijke omstandigheden wacht ik nog even af hoe gij er thans, na dit antwoord, over denkt, of gij een antwoord wenscht op déze plaats, of liever in het geheel geen? Geef mij in het eerste geval een pseudoniem op. Ik zal Uw brief nog bewaren tot ik van U opnieuw heb gehoord. - Myrrha. - Hartelijk dank voor de mooie kaart. Ik hoop zoo dat U de vacantie goed deed. H. van H. - Voor de kaart ‘Love's golden dream has passed’ moet ik U nog afzonderlijk danken omdat ik haar zoo bijzonder mooi vind van uitdrukking in den kop van den hond. Witte Sering. - Ja, gij hebt door allerlei omstandigheden wel héél lang op antwoord moeten wachten. Uw bijdrage heb ik in orde ontvangen, en is ook door mij aangenomen. Door de grootere uitgebreidheid ervan moet zij een weinig lang wachten op plaatsruimte. - Ik zal U drukproef doen toekomen. - Dat ik jegens zoovele correspondenten den juisten toon trof, zooals gij het noemt, zal wel komen omdat ik hen kan navoelen. Wie zelve veel ondervond en een ruim hart heeft, die begrijpt zooveel leed, en vreugde en intieme levensgeschiedenissen, en zoo gaat het mij. Ik behoef meestal geen moeite te doen om mij in het lot van mijn correspondent in te denken, want gewoonlijk gaat dat van-zelf uit innerlijk meevoelen. Met U ook is het mij steeds zoo. Zeer interesseert mij den naam van den man, die U zoo herinnert aan dat karakter uit Om de Eere Gods. Indien gij mij dien naam - in verband met alles wat gij mij dienaangaande vertelt -, eens wilt meedeelen, zult gij mij zeer verplichten. (Herinnert gij U wat gij mij hebt geschreven dienaangaande?) - Dat antwoord van mij aan ‘Hoogland’ heeft bij zeer velen sympathie gewekt, het is zooals gij-ook schrijft, als men nog jong is, valt het berusten wèl hard en moeilijk soms; dat is een eerst door de jaren gewonnen bezit. - - Uw tweede briefje, waarin gij vraagt of ik Uw bijdrage nog vóór Juni kan plaatsen, heb ik reeds beantwoord onder de spoed-correspondentie, maar aan Uw verzoek de bijdrage nog vòòr Juni te plaatsen kon ik met den besten wil ter wereld niet voldoen; te minder nog, omdat gelijk gij-zelve zegt, daartoe ook geen noodzaak was. - Over het vertrouwlijke wat gij nog in dien brief vertelt zwijg ik maar veiligheidshalve. Dat het die uitwerking had op Uw gezondheid, die gij beschrijft, begrijp ik zoo volkomen. - Inderdaad, ik vind bloemen in de kamer een aanblik die alle overige banaliteit van de omgeving vergoedt, maar het spreekt van zelf dat de liefde en de trouw en de aanhankelijkheid van een hond niet zijn te vergelijken met de stille bloemenlieflijkheid. Onzen geredden hond hebben wij onderdak kunnen brengen bij een vroegere dienstbode mijner ouders. Hij heet daar Fox en is de lieveling van het gezin. Gisteren helaas kwamen we te laat om een kat te redden voor denzelfden wreedaardigen dood. Een oploop menschen aan het water bewees ons dadelijk dat er iets aan de hand was. Helaas, het arme schepsel was reeds aan het eind van het lijden toen wij er bijkwamen. En niet alleen kinderen, heele scharen volwassen mannen en vrouwen ‘amuseeren’ zich met zulk een schandelijke wreedheid.Ga naar voetnoot*)
Zonnehof. - Zal ik dit nieuwe pseudoniem daar maar kiezen uit de twee mij aangebodene door U? Inderdaad, gij-ook hebt wèl lang moeten wachten. Toch niet zóó lang als Witte Sering. Neen, ik vind het leven van iemand, die voor een ander een zonnetje is in hoe bescheiden kring dan ook slechts, voor dien ander niet waardeloos; ik bedoelde dat ik je eigen leven, wie je ook bent, als je er zelf over nadenkt, zoo iets héél waardeloos en nietigs vind. - Juist zoo iemand als gij in Uw brief van 17 Maart schildert ken ik-zelve, en dank ik oneindig véél aan. Daarom begrijp ik U heel goed daarin. Ik vind de drie gedichtjes waarmede gij Uw brief eindigt geschikt voor anderen, die als gij denken, en neem ze daarom uit Uw brief over: Gods Wil.
Ik vraag niet, wat mijn lot zal zijn,
Of lang de weg en sterk mijn voet....
Door schaduwen of zonneschijn
Mijn ziele stijgen moet.
Ik vraag niet meer: ik weet Gods wil,
Hij neemt mijn denken in,
Hij laat geen tijd voor droom of wensch,
Maar voert mij 't leven in.
Gods wil? Ik weet, hij is slechts dit:
Dat ik, hoe alles gaat,
Mijn leven maak tot één geheel,
Van Liefde - gedachte en daad.
Mijn God, ik weet niet, hoe Gij zijt,
Noch hoe Gij werkt; maar
Dit weet ik: Uw heilige wil
Spreekt in mijn hart, onloochenbaar.
Geef Gij, dat ik Uw wil volbreng,
Maak Gij mijn liefde zoo warm, zoo rein,
Dat ik, voor elk, die Gij mij geeft,
Een zegen en een steun kan zijn.
| |
[pagina 768]
| |
The Wisdom of Love.
Who knows the pathways of the wind?
Who knows the wanderings of the storm?
Who knows the compass of his day?
Who knoweth life's e'er-changing form?
All come, and go, and pass away,
Nor are they known to any mind.
Then let us love, for that is sure,
And there is fruit, and it is pure.
Who knows the morrow, who can say:
‘To-morrow morning I shall find
My self even what I am to-day?’
We know alone what is behind,
Uncertain all that is to come,
Nor is it known to any mind.
Then let us love, for that is sure,
And there is fruit, and it is pure.
While day cloth thine, while life is ours,
While the warm blood is in our heart,
While we can talk, while we can act,
In deed, in truth, in very fact;
Then let us haste to do our part,
And let us reap the golden hours.
And let us love, for that is sure,
And there is fruit, and it is pure.
James Macbeth.
The Cherubic Pilgrim.
Gods spirit falls on me as dewdrops on a rose,
If I but like the rose my heart to Him unclose.
The soul wherein God dwells - what church can holier be?
Becomes a walking tent of heavenly majesty.
So! in the silent night a child to God is born,
And all is brought again that ere was lost or lorn,
Could but thy soul, o man, become a silent night,
God would be born in thee, and set all things aright.
Ye know God but as Lord, hence Lord this name with ye.
I feel Him but as Life (Love), and Life (Love) He is to me.
How far from here to heaven? Not very far, my friend,
A single hearty step will all thy journey end.
Though Christ a thousand times in Bethlehem be born,
If He's not born in thee, thy soul is all forlorn.
Hold there! Where runnest thou? Know heaven is in thee'
Seekest thou for God elsewhere, His face thou'lt never see.
In all eternity no tone can be so sweet,
As where man's heart with God in unison doth beat.
Whate'er thou lovest, man, that, too, become thou must,
God, if thou lovest God: dust if thou lovest dust.
Ah, would the heart but be a manger for the birth,
God would once more become a child on earth.
Immeasurable is the Highest; who but knows it?
And yet the human heart can perfectly enclose it.
- In antwoord op Uw noodkreet om eindelijk iets van mij te hooren haast ik mij om U deze correspondentie te geven, en er de belofte bij te voegen dat ik het aangestreepte in Uw boekje zal lezen. - Hoe komt gij aan dat drukke verkeer met Engeland? Het is merkwaardig dat al déze soort godsdienst-richtingen een Engelsch bijsmaakje schijnen te moeten hebben. Na lezing zend ik U het stellig terug. - Prettig dat gij het nu zoo naar Uw zin hebt. Houdt U maar goed dezen zomer. Hartelijk gegroet.Ga naar voetnoot*) ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|