- Ben je nu boos? vroeg hij, met een beetje ironie in zijn stem.
- Dat mag u niet doen. Ik wil dat niet, zei Nini, haar gezicht van hem afwendend.
Hij deed geen moeite 't weer goed te maken; zwijgend liepen ze een eindje door.
- Het spijt mij, dat ik met u meegegaan ben, zei Nini, een poosje later, zacht.
- Dan hadt je 't maar niet moeten doen, antwoordde hij kortaf, bijna ruw.
Nini had verwacht dat hij zou smeeken en lief-zijn, maar dit antwoord verbaasde haar. Hij behandelde haar heel onbeleefd, vond ze, maar toch had hij eigenlijk gelijk. Het was haar eigen schuld. En nu moest ze ook maar volhouden, wat ze begonnen was.
Toen werd ze wat vriendelijker tegen hem, en Henri Verweghen lachte in zichzelf omdat hij zooveel verstand van vrouwen had.
Ze praatten nu samen over boeken en over reizen en een poosje later stak hij weer zijn hand door Nini's arm. Eerst streefde ze een beetje tegen; toen liet ze het maar toe en vond het wel prettig tegen hem aan te leunen en dan op te zien in de lachende, grijze oogen, en zijn stem dicht bij haar te hooren vertellen van zijn leven en van alles wat hij al gezien had in de wereld.
Even vóór ze het bosch uitgingen sloeg hij zijn arm om haar heen en zij hoorde zijn mond dicht aan haar wang fluisteren:
- Schatje... lieveling.
Maar ze verborg haar gloeiend gezicht aan zijn borst en trachtte zich uit zijn armen los te maken.
- O nee, doe dat niet... doe dat niet, smeekte ze heesch, met tranen in haar oogen.
Henri Verweghen liet haar gaan, maar zeide niets.
Toen ze weer op den groeten weg kwamen, vroeg hij hoe ze heette, maar Nini vond het beter, dat niet te zeggen; ook haar voornaam niet.
- Ik mag je dus niet schrijven, wanneer ik terug kom? vroeg hij weer.
- O nee, liever niet, schrikte Nini op. Maar toch wilde zij hem wel weer ontmoeten en ze dacht er over na hoe dat het beste kon.
- Kan u nù niet zeggen wanneer u weerkomt, of..., aarzelde zij.
Hij begreep, dat ze toch niet voor goed afscheid van hem wilde nemen.
- Ik zal in ieder geval weer op een Zaterdag komen, en weer met dezen trein. Zal ik je dan zien? vroeg hij, en nu was er weer dat smeekende in zijn oogen die Nini's blik ontmoetten.
- Ja, ik denk het wel. Als ik kàn, zei zij, zich schijnbaar even bedenkend.
Maar Henri Verweghen en Nini Leroys wisten beiden, dat zij wèl zou kunnen, en dat zij hem iederen Zaterdag verwachten zou.
In de Hoofdstraat namen ze afscheid. Hij drukte haar hand heel vast.
- Dag, chérie.
Nini's oogen ontmoetten de zijnen in een langen, teederen blik.
Goeden dag. Tot ziens, zei zij zacht.
Nini was den geheelen volgenden week erg vroolijk; ze voelde haar eenzaamheid niet meer zoo, nu ze wist, dat hìj weer komen zou, dat hij van haar hield.
Neen, ze begreep wel, dat hij niet ècht van haar hield, dat hij alleen maar haar wilde zoenen. Maar ze voelde zich zoo onbezorgd-blij en ze beschouwde alles van den lichtsten kant.
Wat gaf het, dat ze geen ware liefde voor elkaar gevoelden?
Ze gaven elkaar immers wederkeerig plezier... oppervlakkig, zinnelijk genot. En als het hun verveelde, konden ze zonder verdriet scheiden.
En Nini, de stille, ernstige Nini, voelde zich nu ineens prettig-lichtzinnig en mondain en als ze 's avonds in bed lag, dacht ze er weer aan, hoe heerlijk het was toen ze samen, heel dicht naast elkaar, in het stille bosch liepen; en ze verbeeldde zich dat hij weer zijn arm om haar heen sloeg en haar hoofd aan zijn borst liet leunen.
En zóó sliep ze meestal in, met een gelukkig glimlachje op haar gezicht.
Zaterdags werd ze op school opgehouden en was daardoor wat laat klaar.
Toen ze de Hoofdstraat afgeloopen had tot bij het station en Henri Verweghen niet zag, bedacht ze plotseling, dat het heel waarschijnlijk was, dat hij nu niet kwam, maar pas den volgenden of den daarop volgenden Zaterdag.
Maar ze had in haar hart toch zeker geloofd, dat hij komen zou, dat hij die week net zoo naar haar verlangd had, als zij naar hem.
Toen ging ze alleen den zijweg naar het bosch in, en wandelde langs dezelfden paadjes waar zij met hem gegaan was.
Om half vijf ging ze weer door de Hoofdstraat naar huis.
Plotseling, met een schok van blijde ver-