Correspondentie van de redactie met de abonnés
De redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden.
Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering mee gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden.
Redactrice.
P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
Asmodee. - Ik vind dat laatste gedichtje naar den vorm wèl goed, maar naar den inhoud wat onbeduidend; dus zal ik het maar niet plaatsen. Moet het teruggezonden dan s.v.p. postzegel.
Daboda. - Ik dank U hartelijk voor Uw briefje. Ik heb intusschen het slot van dat ééne stukje weer van U terug ontvangen. Mijnerzijds was dat natuurlijk een vergissing. - Ik kan mij heel goed begrijpen, dat gij Uw gedachten en gevoelens opschrijft ook zonder de bedoeling of den wensch die gedrukt te zien, want ik-zelve heb dat jarenlang, vóór ik ooit voor het publiek schreef en van plan was daarvoor te schrijven, ook heel dikwijls gedaan. Het is alsof je dat soms verlucht, nietwaar? Of ook, alof je eigen denkbeelden daardoor helderder vóór je geestes-oog staan, als je ze aldus onder woorden brengt. - Bijzonder interesseerde mij hetgeen gij mij over Uw gezondheid schrijft. Inderdaad, indien gij zulk een goeden raadsman hebt gevonden, dan is dat een niet genoeg te waardeeren iets, want, van den eenen dokter naar den anderen loopen leidt gewoonlijk tot allerlei verschillende raden en probeersels, waarvan de patient ten slotte het slachtoffer wordt. Ook de knapste dokter kan zich vergissen; en, omgekeerd, de domste kan wel eens een juisten blik hebben. Daarom vind ik ook altijd dat men een arts in die opzichten van zoogenaamde ‘knapheid’ niet te hooge eischen mag stellen; de hoofdzaak is, dat hij zijn best doet, en eerlijk is, en niet den patient opoffert aan zijn eigen zucht van à tout prix gelijk te willen hebben. - Ik voor mij geloof ook veel in de ervaring van een arts. Het spreekt b.v. vanzelf, dat zij, die in groote hospitalen een enorm aantal gevallen onder de oogen krijgen, daardoor veel meer verschillende bijzonderheden opmerken, dan b.v. een routine mode-dokter in een gewone praktijk gelegenheid heeft zich te oefenen. En dat is daarom ook een niet te onderschatten voordeel van buitenlandsche academie-steden, of groote badplaatsen, waarheen uit alle oorden van de wereld de zieken stroomen, om bepaalde specialiteiten te consulteeren.
- Ik-ook-persoonlijk vind, dat lijden een groote mate van medegevoel geeft met lotgenooten, zoowel wat lichamelijk als zielslijden betreft, maar helaas ken ik ook velen, wien het leed egoïst en zuur en voor anderer lot onverschillig maakte. Vriendelijke groeten.
Dirk ten Haghe. - Ja, ik kan niet anders dan herhalen, dat ik U rijk vind. - En dat vindt mijn vriendin óók. Wij deden een uitroep van verrukking beide bij de aankomst van de photo. Hoe kunnen toch moeders van kleine kinderen plezier hebben om die alleen te laten voor genoegens (want dat noem ik zóógenaamde sociale plichten evenzeer) buitenshuis! Die aanvallige leeftijd gaat toch reeds zoo heel gauw voorbij; met de school verliest de moeder een groot deel van den dag haar kind uit hare tegenwoordigheid! -
Ik hoop dezer dagen een boek hier te bespreken, dat mij om de wezenlijk nuttige strekking zéér trof, en dat veel te weinig wordt gekend, dankt mij; een boek, handelend over Het Kind, waarin, in den vorm van een roman, zéér waar wordt aangetoond, hoe jammerlijk weinig hedendaagsche moeders doen voor hare kinderen, en hoe zij integendeel, zich zelve te goeder trouw wijsmakend het algemeen te dienen, hunne eigene kinderen verwaarloozen en daardoor tot slechte, ziekelijke ongelukkige schepsels zonder zon en zonder liefde laten opgroeien.
Ja, dan had ik Uw vorigen brief inderdaad verkeerd begrepen. Natuurlijk zijn mij-zelve mijn eigen personen, die ik teeken, ook meer-of minder-sympathiek. Hebt U wel eens gehoord het verhaal over Annie Foore, toen zij Florence's Droom had geschreven? Zij was ergens gelogeerd, en kwam met beschreide oogen binnen. Op de vraag der gastvrouw wat haar hinderde, gaf zij ten antwoord: ‘Ik heb er zoo om gehuild, dat mijn heldin dood moet. Het kan niet anders, maar ik vind het zelve zoo naar.’ - Als het verhaal wáár is, vind ik het wel aardig. De schrijfster was toen zelve nog heel jong. Ik-ook vind zelve, dat je, zoolang je aan een boek bezig bent, onwillekeurig gehéél meeleeft met de personen erin, met hun wel en hun wee. Die houden je zelf net zoo bezig in je eigen gedachten, of zij levende wezens zijn. Ten minste zoo voel ik het altijd als ik een boek schrijf.
Ik-ook vind dat het benijdbaarste vrouwenleven, dat wat U schildert, van te weten dat je voor je man en je kinderen het middelpunt bent en ik kan mij niet begrijpen hoe het mogelijk is, dat een gehuwde vrouw een ander ideaal kan hebben dan aldus haar hoogste en mooiste plicht te vervullen. Ik wil U ronduit erkennen, dat