elkaar heel prozaïsch; alles is vooraf geregeld: de huwelijksgift van het meisje, de positie van den bruidegom. Er worden van weerskanten alle noodige informatiën ingewonnen. Staan ze elkaar na eenige samenkomsten aan, dan komt de verloving tot stand, en de trouwdag volgt spoedig. Lange engagementen zijn gewoonlijk uitzonderingen. Hoe prozaïsch en met hoe weinig illusies zoo'n echt ook tot stand komt, ken ik toch velen, die zeer gelukkig zijn, het zelfs winnen van huwelijken uit liefde. Uit een practisch oogpunt is er wel wat voor zoo'n door een' makelaar gesloten huwelijk te zeggen. Waar niet veel illusies zijn, daar is ook later de desillusie niet groot. Men heeft elkaar niet door een rooskleurige bril leeren kennen, men ziet elkaar zooals men is, weet wat men te wachten heeft of krijgt, heeft het voor en tegen rijpelijk overwogen, want hier geldt niet: de liefde maakt blind.
Men leert elkaar later waardeeren en achten, schikt zich zooveel mogelijk naar elkaar en dan volgt niet zelden de ‘liefde’. (Persoonlijk ben ik geen voorstandster van dit soort huwelijk).
De joden trachten zooveel mogelijk naar vrede in het huisgezin. De mannen waardeeren hunne vrouwen en omgekeerd. De kinderen respecteeren en beminnen hunne ouders. Zoo wordt er meesttijds een zeer hechtte en aangename familieband verkregen, die veel trotseert en veel vergoed.
Het opzetten van een joodsch huishouden is nog al kostbaar, daar er veel dubbel moet wezen, als: aardewerk, potten en pannen, lepels, vorken, messen, servetgoed enz. Men moet verschillend aardewerk hebben voor 't gebruik van melk en van vleesch en met Paschen weer een dito stel.
Ook is het joodsche leven duurder dan ieder ander door den sabbath en de vele feestdagen. Dat alles is voor minderbedeelden niet gemakkelijk; er wordt dan ook niet al te lichtvaardig getrouwd. De Israëlietische wet wijst op reinheid en hygiëne; daarvoor is het verschillende aardewerk, potten, pannen enz. aangewezen, en al is een jood nog zoo onzindelijk, daar dient hij zich aan te houden. Men mag bijv. in de kopjesbak geen vaatdoeken met zeepsop uitwasschen of borden waar men vleesch van gegeten heeft of iets anders van dien aard. Voor vleeschgerechten gebruikt men weer ander vaatwerk.
Wat men eet, moet goed en versch zijn. Gevogelte en vleesch moet van gezonde dieren zijn. Wanneer ze ook maar het minste organisch gebrek hebben of aan de geringste oorzaak gestorven zijn, mag men er niet van eten; alles moet koscher wezen, d.w.z. volgens joodschen ritus behandeld worden. Voor het slachten zijn bepaalde personen (sjoched) die er eene studie van gemaakt hebben, de dieren snel en zooveel mogelijk pijnloos te dooden, aangewezen. Wanneer het mes ook maar eenigszins hapert bij het slachten, wordt het vleesch afgekeurd. De statistiek bewijst telkens, wanneer er epidemiën of ziekten heerschen, dat er percentsgewijze weinig joden aangetast worden of sterven.
Ik geloof, dat ik hiermee alles heb neergeschreven, wat eenige waarde kan hebben. Zoo deze regelen maar iets kunnen bijdragen tot eene nog beter verstandhouding en waardeering tusschen joden en christenen, dan is mijne moeite niet te vergeefs geweest. Ik zelf heb veel aangenaams van de christenen ondervonden en doe dat nog steeds. De jood kan veel van den christen, de christen veel van den jood leeren. Wanneer men den jood als ‘mensch’ heeft leeren kennen, dan eerst kan er van een samengaan sprake zijn.
Laat het schelden op straat of bij andere gelegenheden, met of zonder, aanleiding, waaruit de diepe minachting maar al te dikwijls spreekt, achterwege blijven. Laat men dit vooral het jongere geslacht leeren.