Varia.
Viola
(fantazie en werkelijkheid).
Melodisch moet haar naam de blijde woon doorklinken.
Viola zal het zijn? - - - -
Viola? - - Of April mij weeldearomen blies
In 't blij gelaat, en liet mij heel de lente drinken.
(Uit Bleeke Luchten van Helene Lapidoth-Swarth.)
Ik moest hartelijk lachen, toen ik, in het gedeelte van Bleeke luchten getiteld Moederverzen, dit versje met het hoofd Haar naam tegenkwam. Want de auteur verdiept daar zich er in, hoe zij het komende kindje wel zal heeten: Viola, Estella, Beatrice, Gabriel, Rafael.... etc., etc.
Och, laat zij het toch liever 'n héél gewonen, dóód-gewonen hollandschen naam geven, - in zijn of haar eigen belang. De Beatrices en de Rafaels, enz., enz., zijn niet talrijk, gelukkig; maar 'n Viola heb ik gekend in levenden, dikken lijve, 'n vormlooze massa, met 'n schreeuwerige stem, en 'n type van zoo uitgesproken vulgariteit, dat haar gelukkige echtvriend mij al vooraf, vóór ik haar nog gezien had, waarschuwde: ‘Hoe zijn vrouw nu eigenlijk niets geen mensch was om Viola te heeten.’
Och arme! Toen ik haar zag, begreep ik die verlegen waarschuwing eerst rècht! Het had er heusch niets van of
‘April mij weelde-aromen blies,
en liet mij héél de lente drinken,’ -
maar veeleer of 'n log, zwaar stuk vleesch mij zou verpletteren, of gansch mijn kamer donker werd van den omvang, die naar binnenkwam, en niet of mij
‘de lente in 't gelaat blies,’
maar wel 'n ruwe, grove stem dóórsneed mijn oorvliezen.