laat zien, en daar hunne middelen hun veroorloven het meest buitenshuis en buitenslands te verkeeren, krijgen de christenen over 't algemeen een slechten indruk van de joden.
Dat zij zeer gastvrij zijn, is algemeen bekend; krijgen zij bezoek dan komen hunne mooiste spulletjes voor den dag en zij bieden hunne gasten overvloedig lekkernijen en ververschingen aan. Vandaar dan ook, dat, als zij christenkennissen van gelijken stand ontvangen, dezen, thuis gekomen, dikwijls uitroepen: ‘wat hebben ze weer uitgepakt!’ Dit doen zij, de bescheidenen tenminste, niet uit pronkzucht of om anderen te overbluffen, maar eenvoudig omdat het in hun aard of ras zit, zich met mooie dingen te omgeven; zij doen 't ook in hun intiem leven, dus des te meer als zij kennissen of gasten ontvangen.
Gewoonlijk heeft de ongedoopte jood, al is hij nog zoo liberaal en vrij in zijne denkwijze, weinig conversatie met christenen en zoo hij ze al heeft, dan is zij nog zeer oppervlakkig; zelden wordt ze intiem, zoolang hij nog tot de Israëlietische gemeente behoort, al neemt hij zijne godsdienstplichten ook niet waar, maar dit wordt geheel anders, zoodra hij zich van alles losmaakt en zich laat doopen.
Ik heb dikwijls uit christenmond vernomen, dat de gedoopte jood, die hen in alles tracht na te doen en van naam verandert, hunne verachting en spotzucht gaande maakt. Hoe kan het dan, dat hij toch veel eerder in hunne kringen wordt opgenomen en als gelijkwaardige wordt beschouwd, dan de ongedoopte vrijdenkende, die zich zijn jood-zijn en afkomst niet schaamt? Waarom dit zoo is, heb ik, ondanks mijne vele waarnemingen op dit gebied, nog niet tot eene oplossing kunnen brengen. Daarom geloof ik, dat vele joden, die in aanzien geraken en er prijs op stellen met christenen om te gaan, zich geheel en al van hun geloof losmaken, wetende dat zij dan gemakkelijker in hunne kringen worden opgenomen. De enkele die geheel uit overtuiging handelt, maakt hierop eene uitzondering.
De orthodoxe Israëlieten zijn, zooals de meeste godsdienstigen van iedere kleur of richting, zeer vasthoudend en soms tiranniek waar het de denkwijze en opvattingen van anderen betreft. In hunne oogen is de liberale of vrijer denkende jood, die aan de gebruiken en ceremoniën weinig of niets doet, een afvallige.
Het wordt den joden dikwijls verweten, dat zij zich op woeker toeleggen en onbetrouwbaar in den handel zijn. Er zal wel een enkele onder zijn, maar over 't algemeen is dit nog een overblijfsel uit vroegere tijden. Dat zij tot zulke slechte eigenschappen komen in landen waar hun alles verboden is en zij tot geene betrekking, hoe gering ook, worden toegelaten, laat zich begrijpen, daar dit dan misschien het eenige middel is, waardoor zij zich op de rijke, trotsche christenen kunnen wreken, die hun in het dagelijksch leven maar al te zeer hunne verachting en minachting toonen, hen soms verafschuwen, als waren ze melaatschen en ze dan alleen opzoeken als ze in geldverlegenheid verkeeren. Ook in de vroegere literatuur werd dikwijls zoo'n woekerjood beschreven. Tegenwoordig echter, tenminste in die landen waar op ieder gebied, alles voor hen openstaat, ook in ons land, waar de verhouding van den christen tot den jood in vele opzichten zeer gunstig te noemen is, zal men niet licht meer zoo'n onvervalscht exemplaar woekerjood aan treffen.
De Poolsche joden of Polakken zijn allen zeer orthodox, gewoonlijk brutaal en vrij onzindelijk, munten uit door een bijzonder schranderen geest, zoowel ten goede als ten kwade; men kan ze de jezuïten onder de joden noemen. Zij weten aan alles een mouw te passen, zijn zeer gevat en geestig in hunne antwoorden, zoodat tallooze anecdoten van hen en over hen in omloop zijn.
Over 't algemeen kan men wel van een naast elkaar gaan, maar niet van een werkelijk samengaan, van christenen en joden spreken; dit is zeer jammer, de schuld ligt aan beide kanten. Het komt misschien door het groote rasverschil, dat men in botsing komt en geene moeite wil doen om elkaar te leeren waardeeren en begrijpen, ook doordat bij vele christenen aldoor de minachting blijft sluimeren, die soms bij het minste verschil of de kleinste onaangenaamheid aan 't licht komt. Dit alles legt op de joden als 't ware een druk en maakt ze tegenover andersdenkenden zeer terughoudend.
(Wordt vervolgd).