Israëls, die veel onder de christenen of andersdenkenden verkeer.
Voor een niet jood, protestant of katholiek, is het heel moeielijk om een waar en onpartijdig oordeel te vellen, tenzij hij veel onder de joden verkeerde en hun gebruiken, gewoonten en voor andersdenkenden vreemde ceremoniën na grondige studie voor hem geheel en al duidelijk zijn.... en dan nog blijft het zeer moeielijk. - De opinie of fout van vele christenen is: de ‘mensch jood’ naar alle joden of ras te beoordeelen. Er is, geloof ik geen volk, ras of geloof, dat zooveel groepen, schakeeringen en elementen biedt, dan juist dat kleine, oude volk van Israël. Men kan ze gevoeglijk in 3 à 4 groepen verdeelen: De vrome jood, die geen haarbreed afwijkt van de aloude gebruiken en tradities, zooals de ritus voorschrijft; de liberale of vrijere jood, de een meer, de ander minder, sommige heelemaal niet aan de voorschriften van de H. Schrift hechtend; de Poolsche jood, Polakken genaamd (zeer vroom, altijd jiddisch sprekend), deze vormen eigentlijk een afzonderlijke groep, (kom daar later op terug); dan de gedoopte jood, (en zoo al niet gedoopt, dan toch nìet meer tot de Israëlietische gemeente willende of kunnende gerekend worden), die zich van alles losgemaakt heeft, maar zich niet zoo gemakkelijk van zijn semitiesch uiterlijk, accent, spraak en bewegelijke manieren kan ontdoen.
Er is soms heel wat doopwater en vermenging met ander bloed noodig, om de sporen geheel en al te doen verdwijnen en, o, wreede ironie van het noodlot! soms mislukt dit nog niet na verscheidene generaties.
De joden hier te lande kan men het best in twee standen splitsen: de beschaafde en ontwikkelde, de onbeschaafde en onontwikkelde. De rijke en de arme, de groote stadsjood met zijn zucht naar comfort en weelde (raseigenschappen van alle joden), die uit provincie, van stad en dorp, al deze groepen en kleurschakeeringen zijn alle afzonderlijk en toch weer een geheel vormend, één niet weg te cijferen groote factor, wil men tot eene grondige en onpartijdige opinie geraken van den jood als mensch in de maatschappij.
De meeste christenen oordeelen en gronden hunne kennismaking met de joden en het jodendom naar een meer of minder oppervlakkige kennismaking met één dier groepen of kleuren, en al naar gelang deze met goede of kwade eigenschappen en eigenaardigheden behept zijn, valt het oordeel uit. Want de jood, vroom, orthodox of liberaal, geeft zich niet zoo gemakkelijk. Vooral in zijn intieme leven trekt hij zich het liefst voor andersdenkenden bij het uitoefenen van gebeden en ceremoniën in de binnenkamer terug, daar hij weet niet begrepen en daarom door velen bespot te zullen worden.
Wanneer dus na zoo'n oppervlakkige kennismaking de christen tot eene minder gunstige opinie komt, hoort men van joodschen kant al gauw spreken van ‘antisemiet’.
(Wordt vervolgd.)