De Hollandsche Lelie. Jaargang 23
(1909-1910)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 539]
| |
uitlokken, bevreemdt mij niet, vooral niet nu deze komt van Uwe zijde. U zegt, dat men bij de bewuste zaak niet alles moet bijhalen, wat er niet bij behoort (in casu het particulier leven van Ferrer). Het kardinale punt, zegt U, is, dat hij gevonnist is, omdat hij aanstoker zou geweest zijn van het oproer te Barcelona. Inderdaad, dat is het kardinale punt, als men wil beoordeelen of Ferrer al of niet volgens recht en wet veroordeeld is. Wanneer U goed mijn artikel gelezen heeft, zult U echter moeten erkennen, dat ik niet getracht heb, dat uit te maken. Om de eenvoudige reden, dat ik daartoe geheel incompetent ben: niet genoeg kennis van Spaansche wetten heb en niet de officieele documenten tot mijn beschikking. Wel heb ik mijn eigen gevoelen erover, berustend op zeer gegronde vermoedens. Maar overigens moet ik mij verlaten op het oordeel van personen, die mij geloofwaardig voorkomen. En in al die opzichten schijnt U met mij vrijwel gelijk te staan. Uw autoriteiten: de Fransche rechtsgeleerde Jean Jacques Kaspar en de 70-jarige wiskunstenaar Laisant zijn voor mij - ik vraag excuus voor mijn onwetendheid - onbekende grootheden van wier al of niet geloofwaardig-zijn, van wier politieke of godsdienstige gezindheid mij niets bekend is, wier oordeel mij dus koud laat. Dat zijn verdediger, door hem zelf gekozen uit de ‘kreaturen’ van de regeering (Waarom zoo minachtend; zou U hier soms bevooroordeeld zijn?) op alle manieren poogde zijn vrijspraak te verwerven, bewijst mij dat deze officier zijn taak van verdediger zeer nauwgezet opvatte en de beklaagde dus in dat opzicht in goede handen was. Dit zijn echter slechts eenige opmerkingen naar aanleiding van hetgeen U aanhaalt. Om op de zaak te komen, waar U overheen glijdt: In mijn opstel over de zaak-Ferrer sprak ik niet mijn eigen meening uit over zijn al of niet schuldig-zijn. Mijn opzet was alleen aan te toonen, dat de groote beweging door die veroordeeling verwekt, te danken was aan het feit, dat men de Kath. Kerk als boeman gebruikte, dat men het diepgewortelde anticlericalisme exploiteerde om stemming te maken voor Ferrer. Spanje heet een Kath. land en is het in zooverre, dat de Kath. godsdienst er de godsdienst is, wat echter alles behalve zeggen wil, dat het percentage niet-geloovigen er kleiner is dan elders en nog veel minder, dat de Katholieken er baas spelen. Om te doen beseffen hoe men zich had laten meesleepen wees ik op de duidelijk gebleken omkeer in opinie, toen men tot kalm nadenken gekomen was. Geeft én het ontstaan én het bedaren der hevige opwinding niet te denken? Laten wij b.v. eens veronderstellen, dat hetzelfde geschied was in Rusland, zou men er dan in geslaagd zijn zóó'n beroering te verwekken? Immers neen! Welnu, als zoovele onrechtvaardigheden, die elders geschieden, de wereld koud laten, is hier dan niet de oorzaak klaar voor ieder, die er achteraf onbevooroordeeld over wil nadenken. Voor ons Katholieken, ik verzeker het U, is zij al heel duidelijk, omdat wij uit ondervinding kennen de haat, die men van zekere zijde tegen onzen godsdienst koestert. Maar om nu nog eens op de eigenlijke veroordeeling van Ferrer terug te komen: Laten wij aannemen, dat hij direct onschuldig was, niemand kan toch twijfelen aan zijn indirecte schuld door den invloed van zijn opvoedingssysteem. Wie is de schuldige in Uw oog, de wetende leider, die haat en ontevredenheid zaait, of het arme volk, dat zich, aldus opgezweept, gaat verzetten en tot wreedheden komt? In mijn oog zeer zeker de eerste. Daarom is voor mijn gevoel de veroordeeling van zoo'n leider, alhoudt hij zich bij 't handelen achterbaks, ten spijt van alle wettenzifterij rechtvaardiger dan die van zijn tot daden gekomen volgelingen. Den Heer H. van Holk, die het in aflevering 32 ook heeft over deze zaak, zou ik willen vragen, hoe hij komt aan de onzinnige bewering, dat Telegraaf en Courant, Kath. ondernemingen zijn. ZEd. is hieromtrent beslist verkeerd ingelicht. Niet op gaat ook de vergelijking tusschen de haat zaaiende anarchisten en de volgelingen van Jezus' liefdeleer (althans als deze laatsten handelen volgens hun leer). En nu nog een vraag, die onwillekeurig bij mij oprijst: Zou Mijnheer Van Holk óók zien door den anticlericalen bril of is dat maar verbeelding van mij? S.v.G. |
|