lande met te declameeren 'n heél stuk geheel alleen, Henri de Vries ging verder en, geïnspireerd door Heyermans, ging hij spelen zeven rollen heelemaal alleen in grime en kostumeering, En we kregen te genieten, knap, heél knap karakter-spel en we kregen veel ergernis ook bij de gedachte dat ‘artist’ twéé beteekenissen heeft: kunstenaar en kunstenmaker, En als we juffrouw Jansen of juffrouw Pietersen hoorden zeggen in de koffie-kamer of in de schouwburg-gangen ‘Gossiemijne, hoe is dát mogelijk, dat één mensch dat kan’ in dezelfde spheer van gedachte als waarmeê ze dat zeiden toen ze 'n vent bij Carré 'n salto-mortale zagen maken of daar 'n clown zagen raar-doen, toen spéét die appreciatie ons voor de Vries, omdat... omdat juffrouw Pietersen en juffrouw Jansen gelijk hebben, want onmiskenbaar, er is 'n kant van clownerie aan die kunst. En toen Heyermans z'n ‘Henri, keer terug’ schreef, 'n Falklandje, waarin hij de Vries ernstig waarschuwde, waarin hij hem zei dat hij z'n kunst verbróddelen ging, toen hoopten wij,... toen hoopten wij tegen beter in, want geld en roem, roem en geld... Ofschoon verbróddeld heeft de Vries z'n kunst niet, dat zagen we toen hij als gast bij ‘Het Tooneel’ optrad in ‘John Glayde’, maar spijten kan het ons toch dat hij nu weêr uit jonge-jannen gaat en dat de schouwburgzalen uitverkocht zijn. Ja, ja, geld en roem, 't gaat er meê als met 't subtiele artikel Geluk, veelheid háált veelheid.
We hebben ‘Raffles, de(n) gentleman-dief’ gezien bij de Hagespelers onder leiding van Eduard Verkade. 't Is 'n prul van 'n stuk en, wijl 't niet serieus bedoeld is ook, willen we 't er niet over hebben. Maar we hebben genoten en wie zou er niet graag over genot dat ie gehad heeft praten? Genoten hebben we van het spel, van het beschaafde, nee beter gezegd, van het gedistingeerde spel van Verkade en de zijnen.
Toen we destijds ‘Candida’ zagen - ik was er met 'n jong, talentvol schrijver, voelden wij - zonderling toch - beiden dat onze oogen vochtig werden en met weeke stem zei hij zachtkens voor zich uit ‘n Nieuwe lente en 'n nieuw geluid’ en hij had gelijk. Want ondanks houterigheid, stijfheid van bewegen, gebrek aan techniek, aan routine - o, die zagen we óók heel goed - zat er zóóveel jonge charme achter, zóóveel warmte en strevensmoed, was 't 'n wel niet geheel goede maar béter dan goede, want verrukkelijk-sympathieke vertooning. En Verkade bleef werken, bleef metterdaad bewijzen wat hij bewijzen wilde; iets wat geen bewijs behoeft. Dat de Schoonheid schoon is en dát gaat boven vak-kennis uit, al is vakkennis voorondersteld. Maar 't Lagere voor 't Hoogere houdende - hét groote en zeer gewone verschijnsel van misverstand in de wereld - kwamen vooral acteurs, menschen van het vak er allicht toe vakkennis met artisticiteit te verwarren. De laatste is niet, althans niet in hoofdzaak, te leeren. De eerste is 'n quaestie van tijd, van geduld en van oefening. En dat heeft Verkade bewezen, en, te deksel, het hooge woord moet er uit, 'n even hoog woord als dat van Ternooy Apèl in ‘de Telegraaf’ toen hij beweerde dat Verkade niet tot de goede tooneelspelers, en zelfs nog niet tot de halfgoede behoort: Geen enkel acteur in ons land, geen enkel acteur zou de rol van ‘Raffles’ zoo subliem, zoo fijn-af, zoo geheel gentlemanlike gespeeld hebben als Eduard Verkade. En dit durf ik te zeggen op gevaar af door den heer Ternooy Apèl voor een ‘Verkadomaniac’ te worden aangezien.
En, heusch ik beschuldig hem niet van broodnijd, 'n motief dat velen hem in de schoenen willen schuiven, ik beschouw den heer Ternooy Apèl oprechtelijk als 'n eerlijken kerel, die 't góed meent met de kunst en die van zijn standpunt uit, 't noodig vond te zeggen dat 't nou maar es uit moest zijn met die Verkade-vereering, 'n vak-standpunt dat ik uitstekend begrijpen kan, omdat hij door de fouten de deugden niet gezien heeft. En van de éene kant genomen kan ik zelfs zeggen dat de heer Ternooy Apèl in bijna al z'n beweringen gelijk heeft. Maar laat mij om de dingen eens wáárlijk recht te zetten nou de andere kant eens laten kijken en eens kibbelen met den heer Ternooy.
Mag ik de belangelooze advocaat eens zijn, waar de heer Ternooy de, op dat oogenblik, belangelooze officier van justitie was?
Wel nu dan, de heer Ternooy ontzegt Verkade het recht zich als leider op te werpen. Ik vind dat ieder leiden raag als hij 'n ‘Leitmotiv’ heeft dat hij door z'n compositie heen wil voeren. En, de heer Ternooy zal 't daarmée eens zijn, dat is bij Verkade: het picturale naar voren te brengen en, - en hierin verschil ik met den heer Ternooy, - ook wel degelijk het innerlijke tot subtiele veruitwendiging te brengen. De heer Mijnssen, wiens kunst-oordeel door den heer T. wordt