voldoende gronden, is doodgeschoten. Wij, die verre staan, wij kùnnen niet weten. Wat weten wij af zelfs van de geheimen der politieke knoeierijen als het ons eigen landje geldt! En dan zouden wij kùnnen oordeelen uit de verte, en vóórgelicht door geheelpartijdige bronnen-alleen, (want alle hedendaagsche couranten zijn in de een of de andere richting partijdig), over het recht of onrecht een Ferrer, ginds verweg in Spanje, aangedaan; - evenweinig kunnen wij dat, als wij kúnnen beoordeelen of het wáár is wat hem door zijn tegenstanders wordt aangewreven als een smaad, namelijk zijn persoonlijken rijkdom terwijl hij predikte ondertusschen: arbeidt voor Uw brood, en zijn kinderen buiten elke finantieele toelage liet; - zijn niet-smetteloos leven op zedelijk gebied, enz. enz.
Maar niet dáárom, om over Ferrer's al-of niet-schuldigheid te redetwisten, is in mij de lust tot spreken levendig geworden! Mijnentwege, ik geef U zijn ongerechtvaardigdgevonnist-zijn toe. Maar wat dan nog! Waarom van die ééne enkele schanddaad zooveel lawaai en gebetoog gemaakt, terwijl gij allen zwijgt, als één bende lafbekken, bij zoovele andere de ten hemel schreiende onrechtvaardigheden om U heen! -
Waarom? Omdat niet de onrechtvaardigheid als zoodanig al die pennen en al die monden heeft in beweging gebracht, maar enkel de záák der democratie, die Ferrer belichaamde door zijn anarchistische denkbeelden. De wind waait nu eenmaal uit dien democratischen hoek, de geheele wereld door; de geheele pers, hoezeer in handen der bourgeoisie, durft nogtans niet op tegen dien tijdstroom, en praat daarom met de socialisten en de democraten druk mede; - uit vrees hunne slachtoffers te zullen worden; (alsof dat niet toch zal gebeuren te zijner tijd, net als in de fransche revolutie dagen.) Daarom is de zoogenaamde verontwaardiging over Ferrer's gewelddadigen dood niets anders dan een voorwendsel om te kunnen ‘betoogen’ tegen de macht, tegen het beginsel van gezag. -
De onrechtvaardigheid als zoodanig, dien éénen man aangedaan, is immers ‘verschwindend’ klein vergeleken bij al het onrecht, dat dagelijks geschiedt, en waarover niemand ooit spreekt of durft spreken.
Wáár zou ik beginnen als ik alle onrechtvaardigheden, die dagelijks gebeuren, zou opnoemen! Bij de ‘vertrapte vrouwen’ - zullen de suffragettes zeggen - en - in zekeren zin - hebben óók zij daarin gelijk; want, uit een zuiver oogpunt van recht, kan men niet ontkennen, dat in maatschappelijken zin man en vrouw gelijke rechten toekomen, voor de wet gelijke rechten, in alle opzichten. Maar ook daarmede zou de onrechtvaardigheid ten haren opzichte niet de wereld uit zijn. Zoolang ze jong en mooi en innemend is zal er immers altijd voor de vrouw met geheel andere maten gemeten worden dan voor hare leelijke oude vervallen zuster. - Of denkt gij dat ooit de terechtstelling eener Grete Beier - vrouwelijk monster in zedelijken zin - zooveel aandoenlijke versjes en beklags-uitingen en verontwaardigde protesten zou hebben uitgelokt, ware zij, óók in lichamelijken zin, een monster geweest in plaats van het blondharige, fijne, teer-uitziende maagdelijn, dat, zelfs ondanks de wel-overlegde wreede moorden in koelen bloede, die zij op haar twintig-jarig geweten had geladen, nogtans al de mannen die haar aanschouwden in verrukking en begeerte naar haar deed ontvlammen?!
En madame Steinheill, zooeven vrijgesproken, onder het oorverdoovend applaus van geheel de zaal, meent ge heusch, dat hare lieflijke stem, haar verlokkend lichaam, haar theatrale innemendheid, waardoor ze, ondanks haar reeds vervlogen jeugd, minnaar aan minnaar aan zich wist te binden, zijn zonder invloed gebleven op een enkel uit mannen samengestelde jury? Ik heb het gestenographeerd verslag van geheel haar proces gevolgd in Le Journal, en daardoor gelegenheid gehad na te gaan hoe bijna iedere getuige is geraakt van lieverlede onder haar bekorenden invloed van mooievrouw, hoe op de meest-besliste wijze vóór haar werd partij getrokken tegen den vermoorden echtgenoot, den jaar-in-jaar-uit bedrogen zwakkeling - die haar ondanks al hare verwaarloozing liefhad nog. - Of zij aan den moord is schuldig geweest in werkeheid, of niet, wie zal dat uitmaken? Niet in hare vrijspraak zit de onrechtvaardigheid, maar wèl in het groote enthousiasme, in de hartelijke sympathie, betoond aan háár, de als echtgenoote en moeder in elk geval hééldiep-gezonkene, - een enthousiasme, een sympathie, die zij alleen aan hare uiterlijke schoonheid heeft te danken - terwijl aan de beklagenswaardige en ongewroken gebleven slachtoffers van het drama niemand meer denkt. -
En, in háár geval was de schuld nog twijfelachtig. Maar herinnert ge U nog die